Gedenkteken razzia

Gedenkteken razzia
Gedenkteken razzia Gedenkteken razzia

Plaats: Urk

Locatie: Prins Hendrikstraat

Maker:

materiaal: zwerf kei en natuursteen

Jaar: 2005


Beschrijving:

Op 15 april 2005 is aan de Schoolstraat een gedenkteken onthuld door de Commissaris van de Koningin, Michel Jager. De plaquette herinnert aan de razzia op 18 november 1944. De Noordoostelijke Polder, zoals de Noordoostpolder toen genoemd werd, viel in september 1942 droog, waarna onmiddellijk werd gestart met het ontginnen en in cultuur brengen van de 48.000 hectare landbouwgrond. De Duitsers gaven de Directie Wieringenmeer afdeling Noordoostpolderwerken toestemming om jonge mannen te werven voor het vele werk in de polder. De arbeiders die de polder cultuurrijp maakten, waren vrijgesteld van dwangarbeid in Duitsland. De Noordoostelijke Polder (NOP) stond in de Tweede Wereldoorlog synoniem voor Nederlands Onderduikers Paradijs. Hoewel de Duitsers op de hoogte waren van het feit dat daarom grote aantallen onderduikers hun toevlucht in de polder zochten, hebben zij de Noordoostelijke Polder lange tijd ongemoeid gelaten. Het verzet kreeg hun wapens door middel van droppings uit geallieerde vliegtuigen. De nogal ontoegankelijke Noordoostelijke Polder was ideaal voor wappendroppings. Met de eerste dropping op 25 oktober 1944 kwam verpakt in containers, tussen Emmeloord en Espel, een grote hoeveelheid voedingsmiddelen, wapens en munitie naar beneden. Op 16 november 1944 kwam het ten noorden van Schokland tot een tweede dropping. Zodra de Duitsers ontdekten dat in de polder wapens werden gedropt, was de maat vol.

Onder leiding van de Hohere S.S. und Polizeiführer Hanns Rauter, die zijn hoofdkantoor in Hotel Seidel in Vollenhove had gevestigd, werd in de vroege ochtend van 17 november 1944 de polder door ruim 3.000 militairen hermetisch afgesloten. Drie dagen lang werd het gebied uitgekamd op arbeidsgeschikte mannen. Op 18 november kwam, vanaf de Lemmerdijk, de Duitse Wehrmacht met geladen karabijnen en handgranaten in hun laarzen Urk binnengelopen. Dorpsomroeper Willem Post maakte bekend dat alle mannen van 18 tot 45 jaar zich moesten melden in de Wilhelminaschool. Ongeveer 100 Urkers, waaronder de hervormde dominee Arie Pietersma en de gereformeerde dominee Geert Spijker, werden door de Duitsers met Waffenboote naar Vollenhove afgevoerd en enkele dagen later ging het lopend naar Meppel. Vandaar werd de groep per trein, via het Groningse Haren naar de Noord-Duitse stad Oldenburg getransporteerd. Daar werd een groot deel van de Urkers gedwongen dienst te nemen in het Duitse leger en werden ze opgeleid tot frontsoldaat. Als ze zouden weigeren werden ze 'erschossen' (doodgeschoten) deelde een brallende Duitse officier aan hen mee. De beide predikanten wensten de Duitsers niet als militair te gebruiken, zij werden naar huis teruggestuurd. Op 3 januari 1945 keerde zij met de Kamper boot terug op Urk. Na 6 weken werd de groep over Duitsland verspreid. Het is er niet van gekomen dat de Urkers daadwerkelijk als frontsoldaat zijn ingezet. Aan het eind van de oorlog werden alle mansschappen naar Berlijn gestuurd, waar toen de grote slag om deze stad in alle hevigheid was losgebarsten. Alle tijdens de razzia opgepakte Urkers hebben de oorlog overleefd en druppelsgewijs wist iedereen op de Bult terug te keren. Toch viel er een slachtoffer. Klaas de Vries overleed enige tijd na terugkeer alsnog als gevolg van de doorstane ontberingen.

Sjoerd Snoek (1923-2017) en Leendert Brouwer behoorde tot de groep die naar Duitsland is afgevoerd. Op de plek waar in de oorlog de Wilhelminaschool stond kwam op hun initiatief een gedenkteken. Het monument bestaat uit een zwerfkei met daarop een zwarte natuurstenen plaquette. Het gedenkteken is geplaatst op een voetstuk van gemetselde keitjes. In de bovenkant van de plaquette is de voorgevel van de Wilhelminaschool gegraveerd. Onder de afbeelding van het schoolgebouw staat de tekst:

TER HERINNERING
TIJDENS DE RAZZIA OP 18 NOVEMBER 1944
WORDEN MEER DAN TACHTIG PLAATSGENOTEN
OPGEPAKT EN VANAF DEZE PLEK (VOORHEEN
DE WILHELMINASCHOOL) WEGGEVOERD.
ZIJ MOCHTEN NA DE OORLOG ALLEN BEHOUDEN
TERUGKEREN.
 
ONTHULD OP 15 APRIL 2005
URK                                                                               OLDENBURG

Onderaan de gedenksteen, aan weerszijden van de tekst, zijn links het wapen van Urk en rechts het wapen van de stad Oldenburg gegraveerd.

In het Reformatorisch Dagblad van 14 mei 2005 vertelde de dan 81-jarige Leendert Brouwer zijn verhaal: "Het begon allemaal met de razzia van 18 en 19 november 1944. Er hing een beklemmende sfeer in Urk. Er was die zaterdagmiddag bijna niemand op straat, behalve veel Duitse soldaten. Wat eraan schortte, werd duidelijk toen de omroeper door het dorp ging. Alle mannen tussen de 18 en de 50 jaar moeten zich melden in de Wilhelminaschool. Wie dat niet doet, wordt doodgeschoten. Dat was de boodschap. Massaal onderduiken lukte niet meer. Huis aan huis controleerden de soldaten op verborgen schuilplaatsen. Per boot gingen we op transport naar Vollenhove. Daar ging juist de kerk uit toen wij aankwamen. 'Wat doen jelui hier'? vroeg een oude bekende van ons. Daarna moesten we in de stromende regen naar Meppel lopen en zijn we per trein naar Haren gegaan". Daar moesten de Urkers 6 weken tankwallen graven en sliepen in een school. Al na drie weken kregen Brouwer en zijn kameraden te maken met een luizenplaag. "We deden een wedstrijd wie de meeste luizen ving." Naderhand ging het in dichte treinwagons naar Oldenburg. Op een kazerne kregen de mannen Duitse uniformen. Die moesten ze dragen. "We wisten niet goed wat we ermee aan moesten. Predikanten adviseerden ons om het toch maar te doen. Niemand heeft iets aan een dode Urker. Maar de verplichte Hitlergroet? Dat ging ons te ver. In plaats van 'Heil Hitler' riepen wij 'Drei Liter'. Toen ze ons daarop aanspraken, verklaarden wij dat we het niet goed konden uitspreken. Dat namen ze."

Op 3 mei 2005 kwam de voormalige Duitse soldaat Klaus Borgmann naar Urk om spijt te betuigen voor wat er in het laatste oorlogsjaar was gebeurd. Hij vertelde: "Ik wilde geen oorlog voeren in Nederland. Ik had alleen interesse in het nationaal-socialisme". In de zomer van 1944, Borgmann was amper achttien, viel de gevreesde oproep voor dienst op de deurmat. Hij kwam bij de marineverdediging, een onderdeel van de Wehrmacht en werd naar het Friese Burgum gestuurd. "Daar werden we als twee Duitse soldaten ingekwartierd bij een gewoon gezin. Het moet vreselijk voor de bewoners zijn geweest, maar ze bleven erg vriendelijk en de contacten waren eigenlijk heel goed, ze respecteerden ons om de mensen die we waren". Bij de razzia's op 18 november 1944 werd Klaus Borgmann op Urk ingezet. Met 50 collega's kreeg hij de opdracht alle mannelijke inwoners tussen 16 en 60 jaar bijeen te drijven in de Wilhelminaschool. Het was bovendien zijn taak om gewapend met een karabijn de stegen uit te kammen om te kijken of er nog iemand was achtergebleven die ingerekend moest worden. "Gelukkig was dat niet het geval, want dan zou het nog erger geweest zijn", zegt Borgmann 60 jaar later. Bronnen: Nederlands Dagblad 2 mei 2005 en Reformatorisch Dagblad 4 mei 2005

Het monument is geplaastst op de plek waar tot de sloop in 1987 de Wilhelminaschool stond. De school was in 1932 gebouwd naar ontwerp van Cornelis Kruyswijk. Het schoolgebouw bestond uit twee lage armen en een middenpartij met een boogvormige entree. De middenpartij stak naar voren en had boven de entree vijf lange verticale glas-in-loodramen. De school werd Wilhelminaschool genoemd naar koningin Wilhelmina, maar in feite bood het gebouw plaats aan twee scholen, 'Rehoboth links en 'Wilhelmina' rechts. De hal met marmeren trapopgang vormde de scheiding tussen beide scholen. 

Tijdens de oorlog was het verboden uiting te geven aan vaderlandsliefde. De naam van de koningin op de gevel van de school was de Duitse bezetter een doorn in het oog. De naam moest van Urk verdwijnen. Burgemeester Gert Keijzer (1901-1961) kreeg opdracht ervoor te zorgen dat de naam werd aangepast in Willem de Zwijgerschool. Het eiland Urk behoorde destijds bij de provincie Noord-Holland. Burgemeester Keijzer diende bij de commissaris van de Koningin, mr. A.J. Backer, een verzoek tot naamswijziging in. Dit verzoek werd op 20 maart 1942 goedgekeurd. Het naambord werd echter niet van de gevel verwijderd. Zo kwam het regelmatig voor dat mensen even stilstonden bij de naam ‘Wilhelmina’ om eer aan de koningin te betuigen. Hieraan kwam een eind toen twee Duitse soldaten in een dronken bui het bord van de gevel haalden en middenin de haven gooiden. De heren Vrij en Dikkerboom, medewerkers van Zuiderzeewerken, hadden dit zien gebeuren. Vrij heeft het bord vervolgens uit de haven opgedoken en het tot het eind van de oorlog verborgen gehouden door het naast zijn woonark in het water te hangen. Na de bevrijding kwam het weer tevoorschijn. Op 30 april, de verjaardag van prinses Juliana, werd het bord in optocht naar de school gebracht. Bij de school werden vervolgens toespraken gehouden en toen was het de eer aan de conciërge om de naam Wilhelmina weer aan de gevel te bevestigen. Bronnen: Urk in oorlogstijd en Omroep Flevoland 

Kijk voor meer informatie op  Urk in oorlogstijd.