Bankjes van naamborden
Plaats: Emmeloord
Locatie: Aan de Urkervaart
Maker: Jurie Sjoerd T. (George) Regnerus
materiaal: hout
Jaar:
Beschrijving:
Vissersvaartuigen zijn duidelijk te herkennen aan hun visserijnummer dat aangeeft in welke thuishaven het schip is ingeschreven. Het visserijnummer, dat bestaat uit een letter- en cijfercombinatie, staat aan weerszijde van de boeg. Naast het visserijnummer hebben de schepen ook een naam die op een houten bord staat dat voorop de stuurhut bevestigd is. Aan de Urkervaart in Emmeloord, achter de Capellastraat 20-24, staan twee bankjes waarvan de rugleuningen gemaakt zijn van naamborden van Urker kotters die gesaneerd zijn. De maker van de bankjes is de in 1949 op Urk geboren Jurie Sjoerd Tinusz (George) Regnerus. Achter ieder naambord schuilt een verhaal. Deze verhalen spelen een grote rol in de familiegeschiedenis van Regnerus. Zijn moeder Truus van den Berg was een zuster van Jurie en Sjoerd van den Berg die in maart 1941 bij een noodlottig ongeval op de Noordzee omkwamen. Daarom is hij bij zijn geboorte naar zijn beide ooms vernoemd. De motorkotter UK 144 'Jurie Sjoerd', waar Regnerus ook kort op gevaren heeft, was eigendom van neef Henk van den Berg de zoon van Jurie. Het schip ontleende zijn naam aan zijn op zee gebleven vader en oom. Bronnen: Omroep Flevoland 12-4-2023; Reformatorisch Dagblad 2-7-1975.
Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in mei 1940 werd het vissen buiten het kustgebied van Nederland door de Duitsers verboden. Omstreeks half augustus 1940 werd het vissen op de Noordzee weer in beperkte mate toegelaten, men moest voor zonsondergang weer in de haven zijn. Alleen vanuit IJmuiden kon men, met nachtpermissie, verder uit de kust vissen en meer dagen op zee blijven. Omdat het militair gezag wilde voorkomen dat de kotters naar Engeland zouden uitwijken moest een Duitse soldaat meevaren. De nachtvisserij was niet zonder gevaar. Op maandag 10 maart 1941 voer de motorbotter UK 83 'De jonge Louwe' de haven van IJmuiden uit met aan boord schipper Gerrit Louwesz Korf (35), de gebroeders Jurie (29) en Sjoerd (22) van den Berg en een Duitse militair. Voor de kust van IJmuiden raakte het schip vermist. De UK 83 is die nacht vermoedelijk op een zeemijn gevaren en vergaan. Uit een proces-verbaal van verhoor blijkt dat waterschout mr. Rienk Warmoltz in Katwijk drie opvarenden van de KW 104 heeft gehoord. De schipper, Arie Messemaker, heeft verklaard dat hij op maandagavond 10 maart met de KW 104, samen met de UK 83 en de UK 76, 23 mijl uit de kust van IJmuiden is gaan vissen. Die nacht was het mistig en hij heeft de beide andere schepen niet meer gezien. Dinsdagmorgen omstreeks acht uur kreeg hij een mijn in het net. Op een afstand van ongeveer zeven meter ontplofte deze mijn zonder schade te veroorzaken. In verband met de gevaarlijke situatie is hij toen een eindje zuidwest opgestoomd. De volgende dag, woensdag, zag men wrakhout drijven met nieuwe breuken. Ook zag men gebroken boeien, een vuil-grijs geschilderde kist en een nieuwe, geel geschilderde klomp met rode noppen drijven. Een der boeien werd opgevist en aan boord genomen. Een andere boei dreef te ver weg om op te vissen, dat was ook het geval met de andere voorwerpen. Noch op de boei, noch op andere voorwerpen werd enig kenteken waargenomen. Woensdagnamiddag te IJmuiden binnengekomen, vernamen zij dat de UK 76 reeds dinsdagmorgen binnengekomen was. Op 11 augustus 1941 vermeldde de Urker Lub Kramer in zijn scheepsjournaal dat bekend was, dat er een koffertje met kleren van een van de opvarenden van de UK 83 'De jonge Louwe' door een stoomtrawler was opgevist. Na dit ongeval hebben de Urker schepen niet meer aan de nachtvisserij deelgenomen. Ze schakelden over op de snurrevaad visserij, een vorm van kustvisserij die bij dag moest worden uitgeoefend. Jurie en Sjoerd waren zonen van Jan Juriesz. van den Berg, die op 13 februari 1928 op zee bleef en Bregtje Hendriks Bakker (1893-1983), wiens vader op 4 december 1903 verdronk. Bronnen: Van bezetting en bevrijding; De Urker visserij van 1940-1945 K. Hoekstra; Vissers van Urk; Urker Families, Genealogie van de(n) Berg.
De UK 169 had zondag 12 februari 1928 in de haven van Terschelling gelegen. Op maandag 13 februari was hij 's morgens vroeg met de UK 34 van schipper Joh. Romkes naar zee gegaan om schol te vissen. Om een uur of vijf besloten ze om naar binnen te varen om de vis aan de markt te brengen. Toen de UK 34 voor het Thomas Smit gat kwam ontdekte de schipper dat het water 'slecht' stond, wat betekende dat de zee hol was en daarom vanwege de branding niet bevaarbaar was. Daarnaast was het zeegat niet verlicht door lichtboeien. Romkes besloot koers te zetten naar het Stortemelk, het zeegat tussen Vlieland en Terschelling, en is daar binnengelopen. Vermoedelijk is schipper Jan Juriesz van den Berg (Kleine Jan) van de UK 169 wel het Thomas Smit gat binnen gevaren en door de hoge zeeën en branders overspoeld of lekgeslagen. Op 14 februari meldde schipper E. Bakker van de UK 203 dat hij in de Noordergronden een gezonken botter had gezien. De mast met zeil stak boven water uit en er dreven planken. Daarop is de reddingboot 'De Brandaris' uitgevaren. Op de aangegeven plaats, nabij het wrak s.s. 'West Aleta', trof de reddingboot een wrak aan, van de bemanning was geen spoor te bekennen. Dat de opvarenden van de UK 169, de 27 jarige Jan Juriesz. (Kleine Jan) van den Berg, de 37 jarige Jan Juriesz. (Grote Jan) van den Berg en hun knecht, de zwager van Kleine Jan, de 23 jarige Riekelt Meindertz. de Jonge op zee waren gebleven wekte op Urk grote verslagenheid op. Drie maanden na het ongeluk kreeg burgemeester Arie Gravestein van Urk van zijn Terschellinger ambtgenoot Frederik Hirschmann bericht dat er een stoffelijk overschot was aangespoeld met het kenteken R. de J.. De UK 45 met schipper J. van Dokkum, een oom van Riekelt de Jonge, voer naar Terschelling om het stoffelijk overschot op te halen, dat op 28 mei, pinkstermaandag, op Urk begraven werd. De lichamen van de broers Kleine Jan en Grote Jan van den Berg (de opa van Regnerus) zijn nooit geborgen. Bronnen: Redders Bergers Bouwers, Uit het levensboek van Meindert Kramer; Vissers van Urk; krantenarchief Delpher; Urker Families, Genealogie van de(n) Berg.
Op maandag 4 december 1903 voer de botter UK 38, met aan het roer de 38-jarige schipper Hendrik Evertz. Bakker, omstreeks half zeven 's avonds niet ver van de Oranjesluizen in het Noordzeekanaal. Het was donker en het stoomschip Hunze II, van de Groninger-Rotterdammer Stoomboot Maatschappij, voer tegen het roer van de UK 38 aan waardoor de helmstok Hendrik Bakker, de overgrootvader van Regnerus, overboord sloeg. Op het moment van het ongeluk was Bakker alleen aan dek, zijn broer Dubbele lag in de kooi omdat het zijn tijd was om te rusten en zijn 16-jarige zoon Evert Hendrikz. was net in het vooronder om het pruimtabak van zijn vader terug in het kastje te leggen. Toen Evert weer aan dek kwam was zijn vader verdwenen. Zijn lichaam werd twee dagen later geborgen. Hendrik Evertz Bakker werd op 9 december op Urk op de begraafplats bij het Kerkje aan de Zee begraven. Zijn vrouw, 5 zonen en dochter bleven in armoede achter. In een rechtszaak op 19 februari 1904, die diende bij de rechtbank in Haarlem, werd kapitein Fokke Roode van de Hunze II het veroorzaken van de dood door schuld ten laste gelegd. De kapitein vertelde dat de botter in zijn vaarwater was gekomen en de aanvaring plaats had doordat beiden naar bakboord trachtten uit te wijken. De eis luidde 1 maand gevangenisstraf. Op 3 maart 1904 werd hij vrijgesproken omdat van zijn schuld niets bleek. Bronnen: Vissers van Urk; krantenarchief Delpher; Vrouwen van Urk, deel III van 'Urker Uitgaven. Op 27 januari 1917 schreef Evert Hendrikz Bakker (1887-1956) zijn botter 'De Drie Gebroeders' in het scheepsregister van de gemeente Urk in. Het schip kreeg het visserijnummer UK38.
De honderden namen van de in zee gebleven Urkers staan op de zwart marmeren panelen rondom het Vissersmonument op Urk vermeld. De naam van Hendrik Bakker (UK 38) staat vermeld op paneel 20, die van Riekelt de Jonge en Kleine en Grote Jan van den Berg (UK 169) op paneel 25 en die van Gerrit Louwesz Korf en Jurie en Sjoerd van den Berg (UK 83) op plaat 26. Toen op 11 mei 1968 het Vissersmonument door koningin Juliana onthuld was en iedereen de namen op de platen kon lezen schreef Marretje de Jonge, de weduwe van (Grote) Jan van den Berg, daarover het volgende: "Het was voor mijn gevoel net of ik wat terug gekregen had van al de familieleden die ik aan het water had moeten afstaan: Teunis de Jonge, mijn grootvader, Meindert de Jonge, mijn vader, Jan en Willem de Jonge, zijn beide broers, Hendrik Kramer, de broer van mijn moeder, Jan van den Berg, mijn eerste man, en Jan van den Berg, diens broer, Riekelt de Jonge, mijn broer, en Jurie en Sjoerd van den Berg, twee neven, en dan verder nog twee van mijn neven uit Den Helder. Dat zijn er al twaalf. Ik kan wel zeggen, dat mijn hele familie bij de zee ligt. Alleen de broer van mijn moeder en mijn broer zijn weken later nog gevonden en vonden op het eiland een laatste rustplaats. De wonden worden wel geheeld, maar lidtekens blijven". Bronnen: online-begraafplaatsen.nl; Vrouwen van Urk, deel III van 'Urker Uitgaven'.
Veel Urker kotters worden gesloopt. Meestal zijn het oude kotters met een lange geschiedenis die het loodje leggen. Het naambord van het vissersschip staat symbool voor de geschiedenis. George Regnerus wil dat die geschiedenis bewaard blijft doordat de namen van de kotters zichtbaar zijn in het straatbeeld. Daarom riep hij in 2023 de gemeente en inwoners van Urk op om de kotternaamborden van de sloop te redden en deze te verwerken in bankjes voor de openbare ruimte op Urk.