Zuidersluis

Zuidersluis

Plaats: Almere

Locatie: Oostvaardersdijk

Maker:

materiaal: beton, hout, staal

Jaar: 1965


Beschrijving:

Begin jaren 1960 werd gestart met het aanleggen van Zuidelijk Flevoland. In november 1962 heeft de directeur-generaal van de Rijkswaterstaat namens de minister van Verkeer- en Waterstaat aan A. Faas' Aanneming Maatschappij N.V. te Amsterdam het bouwen van de schutsluis en de onderbouw van het poldergemaal met bijkomende werken gegund voor de inschrijvingssom van ƒ 9.143.000,-. Eveneens in 1962 werd in opdracht van de Dienst der Zuiderzeewerken middenin het IJsselmeer een ringdijk aangelegd voor de bouwput van gemaal De Blocq van Kuffeler. Uit kostenoverweging werd in dezelfde bouwput ook een schutsluis ten behoeve van de scheepvaart gebouwd. De strekdam die het gemaal en de Zuidersluis scheiden heeft een lengte van ongeveer 200 m. 

De sluis kwam in 1965 gereed en vormt de scheepvaartverbinding tussen het in 1975 ontstane Markermeer en de Hoge Vaart. De Zuidersluis is geschikt om schepen van 600 ton te schutten en heeft een kolklengte van 65 m, een breedte van 8,50 m en een diepgang van 3 m. Het verval bedraagt 5 m. De schutsluis bezit twee stel puntdeuren, die tegenover elkaar zijn opgesteld en naar dezelfde kant opendraaien. In gesloten toestand steunen de twee deuren tegen elkaar en vormen samen een stompe hoek naar de zijde met het hoogste waterniveau zodat de extra waterdruk de deuren tegen elkaar dichtdrukt. De houten puntdeuren zijn bevestigd in de sluishoofden, waarbij het bovenhoofd aan de zijde van het Markermeer ligt en het benedenhoofd aan de kant van de Hoge Vaart. 

De schutsluizen in Oostelijk Flevoland zijn voor de veiligheid van de polder aan de buitenzijde tevens uitgerust met waaierdeuren. Ze zijn opgeborgen in kwartronde inkassingen waaruit ze naar buiten gedraaid worden als ze gesloten moeten worden. Een waaierdeur bestaat uit twee aan elkaar verbonden delen, die rond kunnen draaien in de komvormige inkassing. Het ene blad heeft een breedte van 5/6 van het andere blad. De twee deuren staan in een hoek van 80 graden en vormen samen een soort waaier. Als de deuren in geval van nood of bij onderhoud tegen de waterdruk geopend moeten worden, wordt het buitenwater in de waaierkas/kelder gelaten en drukt tegen het grote deel van de waaier het kleine deel van de waaier open. Het waterpeil binnen de kelder kan met behulp van zogenaamde ‘omloopriolen’, ondergrondse leidingen met afsluiters, gevarieerd worden. Het ene omloopriool staat in verbinding met het Markermeer en de andere met de Hoge Vaart. 

Op het zuidelijk bovenhoofd staat een sluiswachtershuisje dat ontworpen is door ir. K.F.G. Spruit. Het gebouwtje staat op een zichtbare betonnen onderbouw met daarin een 13 m² grote kelder die van buitenaf te bereiken is. Op de 21 m² grote begane grond bevinden zich de ingang, toilet, pantry en opslagruimte. Op de eerste verdieping is de bedieningsruimte met een vrij uitzicht van 360 graden. Rondom de bedieningsruimte zit aan de buitenzijde een zeembalkon, een smal balkon, net breed genoeg om de ramen te zemen. Het sluiswachterhuisje heeft een plat dak. Over het benedenhoofd ligt ten behoeve van het wegverkeer een beweegbare brug. Sinds 2014 worden alle 13 beweegbare bruggen en 11 sluizen in Flevoland vanuit één centrale in het provinciehuis in Lelystad bediend, waarmee het sluiswachtershuisje zijn functie heeft verloren. 

Na het gereedkomen van de Markerwaarddijk in 1975 werd dit deel van het IJsselmeer Markermeer genoemd.

Architect

Karl Frank Gottfried (Goof) Spruit werd op 29 september 1921 geboren. Direct na zijn ingenieursstudie in Delft was hij in 1949 van tot hij in 1950 in militaire dienst moest, werkzaam bij de architecten Holt & Bijvoet in Overveen. In de periode tussen 1953 en 1955 heeft Goof Spruit verdere ervaring opgedaan bij architect J.P. Kloos te Haarlem. Daarop volgde de oprichting per 1 november 1955 van bureau ir. K.F.G. Spruit b.i. architect b.n.a.. Net als veel collega’s haalde Spruit inspiratie uit het Nieuwe Bouwen. Met veel van zijn collega-architecten onderhield hij een goede en vaak ook vriendschappelijke band.

Belangrijke werken van Spruit waren het gemaal de Blocq van Kuffeler voor de polder Zuidelijk Flevoland te Almere, het Rijks- en Gemeentearchief te Utrecht, grote delen van Hoog Catharijne, het AMEV-huis te Utrecht en het Sluizencomplex voor de Dienst Lauwerzeewerken te Lauwersoog. Van 1958 tot 1966 was Spruit bestuursvoorzitter van de Academie van Bouwkunst Amsterdam. Goof Spruit overleed op 2 januari 2018, hij werd 96 jaar.