Scheepswrak OH38
Plaats: Swifterbant
Locatie: Rivierduinweg 13
Maker:
materiaal: eikenhout
Jaar: 1700-1800
Beschrijving:
In 1961 werd op kavel OH38 bij het huidige Swifterbant, een scheepswrak aangetroffen. Op 5 juni 1961 werd door de afdeling Oudheidkundig Bodemonderzoek van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders een verkenning uitgevoerd waarvan hieronder het verslag.
Scheepsvondst H38, Oostelijk Flevoland
Op 5 juni 1961 werd door H. van Veen en ondergetekende een verkenning verricht op bovengenoemde kavel, n.a.v. de melding van een tijdens machinaal draineren gevonden scheepswrak.
Aangetroffen werd op de 50e drain van de polderweg, 68 m van het water van de tocht tussen H37 en H38, een compleet wrak dat tot en met het opboeisel aanwezig is. Het is een rechthoekig model met weinig afgeronde hoeken, tamelijk zwaar van bouw. Lengte 19 m, breedte 4,10 m. In het voorschip is het dek nog aanwezig dikte 5 cm; aan de binnenzijde met het opboeisel bevindt zich op de meeste plaatsen nog het gangboord. Bij de zeilbalk op 5,90 van voren, eindigt de voorplecht. Onder deze plecht peilden we op 1,50 m onder het dek nog geen bodem van het schip.
Er is een lading gele handvormsteentjes aan boord, breed 8½ cm, dik 3½ cm.
Bij het schip werden de scherven van rood aardewerk gevonden, van binnen geglazuurd, n.l. een rand met tuit en een voet op standring.
De datering is aan de hand hiervan moeilijk te vinden.
Helaas was uit nieuwsgierigheid graafwerk verricht bij het schip, waardoor de bovenzijde langs de boorden rondom geheel was vrijgegraven. Bij voor- en achtersteven zal het nog wel mogelijk zijn een onverstoord profiel te vinden.
Om uitdroging te voorkomen is opdracht gegeven het schip weer toe te dekken, daar het voor een nader onderzoek in aanmerking komt.
Schokland, 6 juni 1961.
B. van Dalen
In november 1993 is het wrak opnieuw verkend. Het schip was vrij compleet en recht afgezonken. Het bleek een zwaar gebouwd, langgerekt schip te zijn, dat gerekend kan worden tot de tjalkachtigen. De enige aanwijzing voor het tijdstip van vergaan was de constructie van dit schip. Deze zware bouw was algemeen gebruikelijk in de 18e eeuw, vandaar de zeer algemene aanduiding tussen 1700 en 1800. Het schip vervoerde op het moment van de ondergang gele handvorm steentjes. Veel schippers vervoerde turf naar de steenbakkerij, om na het lossen van de turf een retourlading bakstenen, dakpannen of (vloer)tegels in te nemen. Het is dus aannemelijk dat het schip op zijn voorlaatste tocht een lading turf vervoerd heeft.
Bronnen: Opgravingsdocumentatie scheepswrak OH38; Tjalkachtigen van de Zuiderzee: Schepen en lading, 1700-1900.