Gemaal Colijn
Plaats: Ketelhaven
Locatie: Vossemeerdijk 1
Maker: D. Roosenburg, P. Verhave, J.G.E. Luyt
materiaal: baksteen, beton, staal en glas
Jaar: 1956
Beschrijving:
In de zomer van 1950 werd door Zuiderzeewerken ten westen van de Ketelmond het dijkvak Q gebouwd. In dit perceel werd de bouwput voor het gemaal Colijn met de Ketelsluis gepland en ontstond Ketelhaven. In november 1951 kwam de bouwput Ketelhaven gereed en in januari 1956 was de bouw van het gemaal zover gevorderd, dat de drie hoofdmotoren aangevoerd konden worden. Op 13 september 1956 werd de ringdijk om de polder Oostelijk Flevoland gesloten en werden de gemalen Colijn, Wortman in Lelystad-Haven en Lovink in Harderhaven in gebruik gesteld. Deze gemalen hebben in een tijdsbestek van ongeveer 9 maanden gezamenlijk de 54.000 ha grote polder Oostelijk Flevoland drooggemalen. Dat karwei had sneller kunnen verlopen maar de capaciteit van de gemalen was niet vastgesteld naar de eis om een zo snel mogelijke drooglegging, maar de noodzaak om de waterstand in de drooggemalen polder onder normale omstandigheden op peil te houden. De kosten voor de drie gemalen bedroeg, omgerekend ongeveer 1 miljoen euro.
Gemaal Colijn is in functionalistische stijl ontworpen door Dirk Roosenburg. De voor en achterzijde worden gevormd door een dakvorm van drie vooruitstekende zadeldaken die in een punt naar voren lopen. Het rechterdeel van de gevel is van baksteen, het linkerdeel heeft een witte betonnen omlijsting van de stalen ramen. Rechts loopt het gebouw iets verder door en verspringt iets, De Lage Vaart en de Hoge Vaart, de kanalen die het polderwater afvoeren, benaderen het gemaal vanuit verschillende richtingen waardoor van een eenduidige oriëntatie van het gemaal geen sprake kon zijn. Daarom heeft Roosenburg gekozen voor een complexe, levendige plattegrond in drie zeshoekige delen. De onderbouw van het gemaal is in gewapend beton uitgevoerd en bezit drie zuigmonden en drie persbuizen eveneens van gewapend beton. De bovenbouw is van gewapend beton met gevels van metselwerk. Over de drie zuigkanalen ligt een vaste betonnen plaatbrug. De pompinstallatie van gemaal Colijn bestaat uit 3 door Werkspoor vervaardigde verticale centrifugaal pompen met betonnen slakkenhuizen. Eén van de pompen is bestemd voor de bemaling van de hoge afdeling van Oostelijk en Zuidelijk Flevoland en heeft een capaciteit van 580 m³ per minuut bij een opvoerhoogte van 5 m. De twee andere pompen hebben een capacitiet van 500 m³ per minuut bij een opvoerhoogte van 6 m en bemalen de lage afdeling. De pompen worden aangedreven door 3 Heemaf draaistroomelektromotoren. Als alle drie de 660 kW sterke motoren gezamenlijk draaien wordt er 1580 m³ per minuut oftewel 1,58 miljoen liter water per minuut de polder uitgepompt. In de periode 1992-1994 is de elektrische aandrijving gereviseerd en geautomatiseerd en net als gemaal Lovink op een geautomatiseerd peilsysteem aangesloten. Het gemaal is door middel van een telefoonlijn verbonden met een centrale computer die geplaatst is op het kantoor in Lelystad. Op basis van informatie over actuele peilen beslist deze computer of een of meer gemalen aan of uit moeten. Voor de bediening van de elektrische gemalen is geen personeel nodig.
In eerste instantie was het peil in de Hoge en Lage Vaart gelijk, maar door de bouw van de Kampersluis bij Ketelhaven heeft men tegenwoordig te maken met een apart peil in elk kanaal. De aanbesteding voor de bouw van de schutsluis vond in 1956 plaats. De Kampersluis kwam in 1959 gereed.
In Oostelijk Flevoland haakte Roosenburg aan bij een traditie die hij al jaren voorstond door beeldende kunstenaars bij het ontwerp te betrekken. De robuuste architectuur fungeerde als basis voor de kunstwerken. Het thema van het vruchtbare land dat uit zee werd gewonnen was favoriet bij de kunstenaars. In de zijgevel, boven de ingang bevindt zich een gevelreliëf van Gerard van Remmen. In de entreé van het gebouw is een sierglaspui van Johan Dijkstra te vinden.
Gemaal Colijn is vernoemd naar dr. Hendrikus Colijn. Colijn is in 1869 in Burgerveen geboren. Hij was van 1923 – 1926 minister van Financiën en in die functie nauw betrokken bij de totstandkoming van de Noordoostpolder. Colijn wist, in een tijd dat er een streng bezuinigingsbeleid gold, weerstanden tegen de financiering te overwinnen. Van 1929 – 1933 was dr. H. Colijn voorzitter van de Zuiderzeeraad. In 1944 is hij in Duitse ballingschap aan een hartaanval gestorven.
Visinlaat
Gelijktijdig met gemaal Colijn werd ook een inlaatduiker aangelegd waarmee bij extreme droogte, zonder gebruik te maken van een motor, water vanuit het Ketelmeer in de Hoge Vaart gelaten kan worden. De inlaat is de enige in Flevoland die naast een gemaal ligt. Het inlaatwerk, dat uit twee met schuiven afsluitbare kokers bestaat, laat maximaal 600 m³ water per minuut binnen. De inlaat werd zelden gebruikt.
Uit monitoringsgegevens werd duidelijk dat bij de uitstroom van gemaal Colijn een grote concentratie vis aanwezig is die de polder in wil trekken. Paling en de driedoornige stekelbaars zijn vissoorten die van oudsher graag in het gebied leven. Maar met de inpoldering waren hun kansen om weer terug te komen na het paaien of overwinteren op een andere plek, zo goed als verkeken. Het gemaal vormt een obstakel voor de vissen. Uit onderzoek bleek dat de inlaatduiker bij gemaal Colijn zeer effectief is voor de inlaat van vis. Daarom is in 2010 besloten om het inlaatwerk geschikt te maken voor vismigratie. De schuiven werden geautomatiseerd, waardoor waterschap Zuiderzeeland de inlaat automatisch kan bedienen. Vanaf 2012 wordt in het voorjaar via de inlaatduiker vis ingelaten. Vanwege het goedkopere nachttarief voor electra wordt gemaal Colijn meestal vanaf 23.00 uur in werking gesteld. De vissen verzamelen zich dan bij de uitstroomopening die in de onmiddellijke nabijheid van het inlaatwerk is. Dan wordt de inlaat, een 85 m lange buis van 2 x 2 m, rond middernacht een halfuurtje iets opengezet om ze door te laten. Dat kan niet te lang, anders komt er te veel water de polder binnen. Met de aanpassing voldoet Waterschap Zuiderzeeland voor Oostelijk en Zuidelijk Flevoland aan de Europese regelgeving voor migratie van aal en de driedoornige stekelbaars. Om ervoor te zorgen dat de migrerende vissen de beide polders door kunnen komen, worden bij enkele stuwen vispassage aangebracht.
Architecten
Dirk Roosenburg werd op 1 februari 1887 in Den Haag geboren. Na de HBS ging Roosenburg in 1905 naar Delft om aan de Technische Hogeschool civiele techniek te studeren. In het tweede leerjaar stapt hij over naar bouwkunde en studeerde in 1911 af. Daarna volgde hij nog een jaar lessen aan de École des Beaux Arts in Parijs. Hij vond een baan bij architect Jan Stuyt in Amsterdam. Vervolgens was hij een jaar of twee leerling van en tekenaar voor Berlage. Daarna werkte hij nog een paar jaar met A.H. op ten Noort en L.S.P. Scheffer binnen het bureau TABROS, voordat hij in 1916 een eigen bureau startte in Villa Windekind aan de Parkweg in Den Haag.
Roosenburg was sinds 1919 als esthetisch adviseur bij Rijkswaterstaat actief en werkte hij als zodanig ten tijde van de aanleg van de Twentekanalen (1930 – 1936) om tot aan zijn dood adviseur te blijven. Als adviseur was hij ook betrokken bij de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal. Op aandringen van Samuel de Clercq (1876-1962), voorzitter van de Bond van Nederlandsche Architecten, kreeg Roosenburg in 1928 van de Dienst der Zuiderzeewerken de opdracht om voor een elektrisch aangedreven in de Wieringermeer een bijzonder en aansprekend gebouw neer te zetten. De Clercq had geconstateerd dat Nederland bij de vormgeving van grote werken een achterstand had opgelopen ten opzichte van het buitenland en hield een warm pleidooi voor een aansprekende vormgeving van de grote kunstwerken van het Zuiderzeeproject. Het optreden van De Clercq heeft er toe geleid dat Roosenburg werd aangezocht voor het vormgeven van de gemalen Lely en Leenmans in de Wieringermeer. Ook de vormgeving van de heftorens van de grote sluizencomplexen in de Afsluitdijk werd aan hem overgelaten. In 1937 werd zijn hulp ingeroepen voor het ontwerp van de drie gemalen in de Noordoostpolder. In 1946, toen hij bijna zestig was, ging Roosenburg een samenwerkingsverband aan met twee medewerkers: Piet Verhave en Jaap Luyt, en hij bleef tot zijn 70 ste verjaardag met hen samenwerken. In de bouwwerken van Roosenburg waren vooral het gebruik en de praktische oplossingen belangrijk.
In de jaren '50 van de vorige eeuw was Dirk Roosenburg adviseur bij de vormgeving van de gemalen en sluizen in Oostelijk Flevoland, de Houtribsluizen bij Lelystad en het sluizencomplex bij Enkhuizen. De Dienst Zuiderzeewerken had een esthetisch adviseur nodig annex architect om de technische hoogstandjes op het gebied van de waterbouw te voorzien van een passende harmonieuze architectuur waardoor zij een waardige aanvulling zouden vormen op de landschappelijke en maatschappelijk-historische context waarin ze gebouwd werden. Roosenburg ontwierp voor Philips in Eindhoven onder meer het hoofdkantoor, delen van het Nateb en het fabrieksgebouw de Witte Dame. In Amsterdam is het voormalig hoofdkantoor van de Rijksverzekeringsbank op de kruising van de Stadionweg en de Apollolaan van zijn hand.
Roosenburg sterft op 11 januari 1962, na een kort ziekbed in het Haagse Bonovo ziekenhuis.
Pieter Verhave is op 23 januari 1906 in Amsterdam geboren. Hij heeft in Amsterdam de MTS gevolgd. In 1935 trad hij in dienst bij het bureau van architect Dirk Roosenburg. In 1946 werd Verhave samen met Jaap Luyt compagnon van Roosenburg en kreeg het bureau de naam architectenbureau Roosenburg, Verhave, Luyt. Verhave was een zakenman, sterk in onderhandelen met opdrachtgevers en in het deelnemen aan tijdrovende bouwvergaderingen, waardoor Roosenburg zijn handen vrij kreeg voor andere bezigheden. Naarmate Roosenburg ouder werd en zich meer terugtrok uit het bureau kregen zijn partners meer verantwoordelijkheid. Na het vertrek van Dirk Roosenburg in 1957 ging het architectenbureau verder onder de naam Verhave-Luyt-De Iongh. Onder Verhave's bezielende leiding groeide het kantoor in twintig jaar uit tot een bureau van zo'n zestig medewerkers en vestigde zich in een eigen pand aan de Bankastraat in Den Haag. Verhave ontwierp onder meer het Philips Hoofdkantoor in Eindhoven en de Houtribsluizen bij Lelystad.
Op zij 70e verjaardag verliet Verhave het architectectenbureau, maar bleef tot zijn 80e actief als adviseur van het bureau. Piet Verhave overleed op 15 januari 1991, acht dagen voor zijn 85e verjaardag.
Jacob Gustaaf Erik (Jaap) Luyt is op 4 april 1914 in Den Haag geboren. Zijn vader was de schilder A.M. Luyt (1879 - 1951). Jaap Luyt studeerde op aanraden van zijn oom, architect Dirk Roosenburg, bouwkunde aan de Eidgenössische Technische Hochschule in Zürich. Roosenburg vond het onderwijs aan de Technische Hogeschool Delft te veel onder invloed staan van de ideeën van de traditionalistische Delftse School architect Grandpré Molière. Na zijn studie kwam Luyt in 1939 als stagiaire werken op het bureau van Roosenburg. In 1946 trad hij samen met Pieter Verhave toe tot de maatschap en kreeg het bureau de naam architectenbureau Roosenburg, Verhave, Luyt. Jaap Luyt werd bij het groeiend opdrachtenpakket van het bureau mede verantwoordelijk voor een deel van het ontwerpwerk en de uitvoeringsbegeleiding. Naast architectuur hield hij zich ook bezig met stedenbouw. Jaap Luyt overleed op 29 september 2000 in Den Haag.