Boeing B-17G 42-37751

Boeing B-17G 42-37751
Boeing B-17G 42-37751

Plaats: Tollebeek

Locatie: Zuidermiddenweg 18, kavel NH18

Maker: Douglas Long Beach

materiaal: diverse materialen

Jaar: 1942


Beschrijving:

Op 8 oktober 1943 valt de Achtste Amerikaanse Luchtmacht met 156 bommenwerpers Bremen en Vegesack aan, begeleid door 250 Thunderbolts. onder hen de Boeing B-17G-10-DL Flying Fortress met serienummer 42-37751 en radicode XK-P van de 305th BG/365th BS. Deze bommenwerper behoorde tot het productieblok B-17G-10-DL: 42-37721 tot 42-37803. De toestellen van een bepaald productieblok waren identiek aan elkaar. Als er op de tekentafels veranderingen aangebracht waren, ging men in de montagehal een nieuw blok nummer gebruiken. Iedere nieuwe versie versprong steeds met 5 cijfers, dus van 1 naar 5 naar 10 naar 15 enz. Deze B-17 met bloknummer '10' behoorde dus tot de derde versie. In totaal werden er 82 toestellen met blok nummer 10 bij Douglas Aircraft Company, Long Beach (DL) gemaakt. De B-17 was zwaar bewapend: mitrailleurs op de neus, dubbele achter de vleugels in de romp, onder de romp, boven de romp en in de staart. Vandaar de naam 'Vliegend Fort'.

Om even voor twaalf uur stijgt de B-17G met serienummer 42-37751 op van vliegveld Chelveston, bij Northamptonshire in Engeland, voor een bombardementsvlucht op Bremen. De 10-koppige bemanning bestaat uit piloot 2nd Lt. Wallace E. Emmert, co-piloot 2nd Lt. Robert William Fortnam, navigator 2nd Lt. Ernst F. Shelander, neuskoepelschutter S/Sgt. Walter Junior Fox, rugkoepelschutter/togglier T/Sgt. Joseph V. Weiss, radiotelegrafist T/Sgt. Henry Edmund Bessette, buikkoepelschutter S/Sgt. James F. Strange, linker zijluikschutter S/Sgt. Elton Fred Kevil, rechter zijluikschutter Sgt. Theodore J. Sysol en staartschutter S/Sgt. Howard L. Newton. Op de heenweg worden ze aangevallen door Lt. Frans Ruhl (1922-1944) van 4./JG 3, vliegend met een Messerschmitt Bf 109 G-6 vanaf vliegveld Schiphol. Tijdens de beschietingen wordt de cockpit zwaar beschadigd. Piloot Emmert krijgt een kogel door de maag en ook neuskoepelschutter Fox raakt ernstig gewond. De staart wordt ook geraakt en staartschutter Newton loopt lichte verwondingen aan zijn nek op. Motor 3 en 4 staan in brand, de stuurboord binnen- en buitenmotor. Co-piloot Fortnam neemt de besturing over, doorvliegen is onmogelijk. Om 15.12 uur maakt hij een geslaagde noodlanding in de Noordoostpolder op kavel NH18, op ongeveer 5 km ten noordoosten van Urk. Alle bemanningsleden verlaten de B-17, de gewonden worden naar buiten geholpen. Omdat de Amerikanen de Duitsers geen informatie in handen willen spelen proberen ze het toestel in brand te steken. Als dat mislukt slepen ze zoveel mogelijk apparatuur naar buiten en schieten het kapot.

Ongeveer anderhalf uur na de noodlanding arriveren de Duitsers en dokter Jan Andriessen vanuit Urk bij het toestel. De gewonden worden verzorgd en naar de Steenbanktocht gedragen vanwaar ze met een vlet van de Dienst der Zuiderzeewerken naar de sluisput bij Urk worden overgebracht. De bemanning van de vlet bestaat uit de heer Stuifzand, opzichter bij Zuiderzeewerken en de Urkers Joh. Gerssen en Maarten Schraal. Joh. Gerssen krijgt als dank van Emmert een paar witte handschoenen. Vanaf de sluisput worden de Amerikanen met paard en wagen naar hotel Woudenberg vervoerd. De volgende ochtend worden ze, in alle vroegte, met de boot naar het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam gebracht. Wallace Emmert, die een schotwond in zijn onderbuik heeft, verblijft 11 weken in het hospitaal en daarna nog een tijd in Lazeret Obermaßfeld in midden Duitsland. Dit ziekenhuis werd gerund door artsen uit Groot Brittanië, Canada en Nieuw Zeeland die door de Duitsers gevangen waren genomen. In september 1944 keert Emmert, afgekeurd voor het leger, terug in Amerika. Walter Fox wordt na een verblijf van ongeveer 6 weken in het Wilhelmina Gasthuis overgebracht naar krijgsgevangenkamp 'Stalag Luft 3' waar hij tot het einde van de oorlog verblijft.

Kort na de noodlanding worden Bessette, Weiss en Strange opgepikt door ingenieur Marten Klasema van Zuiderzeewerken die aan enkele toegestroomde omstanders vraagt hun jas af te staan. Onder andere Jelle Pasterkamp en Jaap Romkes geven hieraan gehoor. Klasema brengt de drie Amerikanen naar het bouwterrein van de in aanbouw zijnde sluis bij Urk en verbergt ze onder het rijshout en de rietbergen op de werkhaven. De nacht brengen ze door op de motorboot 'Argus' van de dienst Zuiderzeewerken. Omdat de Duitsers fanatiek naar hen op zoek zijn is het beter ze elders onder te brengen. Op zaterdag 9 oktober brengt Hielke Vos, die op de sluisput woont en voor Zuiderzeewerken werkt, het drietal naar de scheepswerf van de gebroeders Klaas en Pieter Hakvoort aan de Westhaven. Gekleed in overals en met een spa over de schouder komen ze daar aan. De Amerikanen worden direct in het 'Duikershol' ondergebracht, een schuilplaats die de Hakvoorts in de vloer van de timmerschuur hadden uitgegraven. Nauwelijks is het gat met een dikke plaat afgedekt of een groep van 7 Duitsers komt de werkplaats binnen. Op zoek naar de vliegers steken ze overal hun bajonet in. Klaas Hakvoort, die net bezig is met het zagen van een stuk hout, krijgt de schrik van zijn leven. In de hoek van de schuur is zijn oom Lub Hakvoort paling aan het roken. Hij weet de Duitsers af te leiden door ze een palinkje aan te bieden. Als die op is wijst Lub door het kleine raampje naar een paar oude botters. "Daar zitten die vliegers". De Duitsers vertrekken. Enkele uren later worden Henry Bessette, Joe Weiss en Jimmy Strange, na sluitingstijd, naar Piet Brouwer gebracht, die samen met zijn vrouw Nellie een zaak in kruidenierswaren en galanterieën drijft. Omdat de Duitsers naarstig naar de Amerikaanse bemanningsleden blijven zoeken, brengen ze het grootste gedeelte van de tijd noodgedwongen door in de kelder onder de winkel, waar Piet door een oom een schuilplaats heeft laten metselen. Bij onraad kunnen de vliegers zich verstoppen in een tussenmuur. Piet Brouwer is lid van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO). Wanneer het grootste gevaar geweken is regelt hij voor Bessette, Weiss en Strange de overtocht naar Noord-Holland. Op 16 oktober brengt Brouwer de Amerikanen naar de Urkerboot. Harmen Kramer en zijn zwager Harm Hendrik Gerssen, van de verzetsgroep Koog-Bloemwijk, begeleiden hen op de passagiersboot naar Enkhuizen. Vanuit Enkhuizen gaan ze met Gerssen te voet naar Bovenkarspel waar ze vervolgens op de trein naar Amsterdam stappen. Bron: Urker Volksleven april 1990 en Het Urkerland.

In Amsterdam worden Bessette, Weiss en Strange overgenomen door helpers van Fiat Libertas. Het is de bedoeling ze naar Brussel over te brengen, maar dat is niet gelukt. Bessete, Weiss en Strange worden door de Duitsers in Antwerpen gearresteerd, Bron: ZZAirwar. Het is de Duitsers er alles aan gelegen de geallieerde vliegers te pakken te krijgen en de hulpverlenende organisaties op te rollen. Als vliegers erin slagen te repatriëren kunnen zij allerlei gegevens verstrekken over het internatieonaal netwerk dat hen geholpen heeft en dat de vluchtroute ook gebruikt voor het doorsluizen van inlichtingen. Als gevolg van de professionele Duitse opsporingsmethodieken en de inzet van infiltranten worden veel vluchtlijnen opgerold. Bij aankomst op het station van Antwerpen worden de geallieerde bemanningsleden door verraders opgevangen. De verraders werken als geheimagent of informant voor de Duitsers en worden aangeduid als vertrouwensmannen of -vrouwen (V-Manner, V-Frauen). De V-Manner en V- Frauen worden ingezet om de illegaliteit te infiltreren en om als verraders mee te werken aan het bestrijden en uitschakelen van illegale netwerken. Dat de aanhoudingen bij aankomst op het station van Antwerpen het gevolg zijn van een geslaagde Duitse infiltratie blijft lange tijd verborgen. De misleiding wordt zo gespeeld dat het lijkt of andere pilotenhelpers het aangekomen transport onder hun veilige hoede hebben genomen. In Antwerpen opereert de Belgische V-Mann Van Muylken [René van Muylem red.] met zijn Nederlandse assistente Pauline Vlaming en de Belgische Maria Verhulst-Oome. Tijdens het proces tegen Van Muylem bekent hij dat zij samen 157 [176 red.] piloten hebben onderschept die daarna als krijgsgevangenen naar Duitsland zijn afgevoerd. Het trio stelt zich voor als verzetsmensen die zorgen voor begeleiding naar een veilig adres. Van Muylem wordt tot de doodstraf veroordeeld en de twee vrouwen krijgen levenslang. Enige tijd later pleegt Maria Verhulst zelfmoord. Bron: tijdschrift Tilburg

Howard Newton verliest in het riet het contact met de anderen en is daardoor op zichzelf aangewezen. Op 9 oktober wordt hij opgepakt in één van de arbeiderskampen in Emmeloord. Wachtmeester A.C.K.M. Nederveen rapporteerde op 10 oktober 1942 het volgende aan de groepscommandant van de marechaussee in Vollenhove: "Op Zaterdag 9 October 1900 drie en veertig, des voormiddags omstreeks 7.00 uur werd mij ondergetekende, Nederveen, Agust Christaan Karel Maria, wachtmeester de marechausse, behoorende tot de verkeersgroep Nijmegen, thans gedetacheer bij de groep Vollenhove op Detachement Emmeloord 2, in den Noord Oostelijke Polder, door de mij welbekende kantoorbediende Engel Filips Antonie SAP, medegedeeld dat zoojuist bij hem in het werkkamp Emmeloord 2 in den Noord Oostenlijke Polder een Amerikaans he vliegenier was gebracht. Onmiddellijk heb ik hiervan telefonisch mededeling gedaan aan den Groescommandant te Vollenhove, die mij mededeelde de melding te zullen verrichten, terwijl bedoelde persoon terstond door mij is bewaakt. Voorts bleek mij dat hij gewond was aan zijn nek, welke verbonden is door een geneesheer van de ziekenbarak uit Vollenhove welke eveneens telefonisch was gewaarschuwd. Bedoeld persoon heb ik steeds onder bewaking gehouden tot omstreeks 13.00 uur twee oberveldwebels der veldgendarmerie ter plaatse verschenen met een luxe auto. Deze hebben de militair van mij overgenomen". Bron: teunispats,nl part 2

Fortman en Shelander komen ook aan in één van de arbeiderskampen in Emmeloord. Hier krijgen ze van Bart Vos arbeiderskleding en eten. Hij wijst ze welke kant ze op moeten. Via de pont bij Ramspol verlaten ze de polder. Op 10 oktober worden Fortman en Shelander in de buurt van Apeldoorn gearresteerd toen zij zich bij een controle niet konden identificeren aan een Duits gezinde Nederlandse politieagent. Kevil en Sysol belanden op Urk maar de mensen die ze aanspreken kunnen geen hulp bieden. De dagen daarna lukt het ze niet om het kanaal over te steken omdat deze door Duitsers bewaakt werd. Ze verstoppen zich in het hoge riet. Op 11 oktober komen ze op de dijk Urk-Ramspol aan. Een werkman op de fiets geeft hen zijn lunch en drinkwater en vertelt ze dat er geen Duitsers op de dijk zijn. Ze vervolgen hun weg richting Ramspol en spreken 6 mensen op het land aan die ze naar kampklerk Dirk Kuiper (1914-2008) in kamp Ramspol brachten. Op in100fotos.nl staat onder de kop "Ramspol zomer 1943": "Boven het IJsselmeer en de Noordoostpolder zijn talrijke geallieerde toestellen door Duits afweergeschut uit de lucht geschoten. Soms konden geallieerde piloten met hulp van het verzet gered worden. Via de trekpont bij Ramspol verlieten veel geallieerde vliegers de polder. Dirk Kuiper vertelde later hoe dit in zijn werk ging. Toen op een gegeven moment bij Ramspol twee Engelse vliegers werden ontdekt, nam hij via-via contact op met het verzet. Deze stuurde twee mensen naar Ramspol. Besloten werd de vliegers tegelijk met het werkvolk ’s avonds naar Kampen over te laten gaan, want dan zat de pont vol met arbeiders die teruggingen naar huis. ‘Dus’, vertelde Kuiper, ‘we moeten twee fietsen hebben en die knapen moeten een paar laarzen aan, desnoods een pet op en een schop, net als de werkmensen. Zo is het afgesproken! Gewoon die twee mannen volgen naar Kampen. En zo gebeurt het. Ik zie ze gaan, de pont op en naar Kampen toe. Daar zijn ze ondergedoken". In Kampen worden Kevil en Syson gesplitst. Theodore J. Sysol wordt later opgepakt. Elton Fred Kevil wordt de polder weer ingebracht door Harm Gerssen, die de dag tevoren Bessete, Weiss en Strange in Bovenkarspel op de trein naar Amsterdam heeft gezet.

Op Urk nemen Gerssen en Kevil de Urkerboot naar Enkhuizen en lopen naar Bovenkarspel waar ze op de trein naar Amsterdam stappen. Kevil brengt de nacht op het station door. De volgende ochtend wordt hij verder geholpen door helpers van Fiat Libertas en reist met hen naar Den Haag. Daar ontmoet hij Bessete, Weiss en Strange. Gerardus C. van Bree, naar wat later blijkt werkzaam als V-Mann (vertrouwenspersoon) van de Duitsers, neemt Kevil in een taxi mee naar Amsterdam voor een ondervraging. Van Amsterdam gaat hij per trein naar Tilburg en vandaar met de bus naar Hilvarenbeek waar hij ondergebracht wordt in het ouderlijk huis van de onderwijzer Eugene van der Heijden, die samen met politieman K.G. (Karst) Smit in 1942 de ontsnappingsroute Fiat Libertas heeft opgezet. Op 3 november ontmoet Kevil Fl/Lt. Archibald A. Mellor, piloot van de Mosquito DZ519, gecrashd op 21 oktober bij Mantinge (Drenthe). Samen worden de mannen door een politieagent naar een bos bij Esbeek gebracht waar ze in een schuurtje slapen. Op de vroege ochtend van 4 november worden ze om 04.00 uur door in het bos ondergedoken studenten naar Karst Smit gebracht die hen over de grens brengt. In 1994 vertelt Smit in een interview aan Baarle-Nassau Radio: "Wat betreft het passeren van de grens hebben we altijd gezocht naar een pad dat naar Weelde zou leiden en dat links en rechts nog een parallel pad had en dan deden we het als volgt: één marechaussee liep voorop op het middenpad, en achter hem zou nog een marechaussee zijn met de mensen die de grens moesten oversteken, de ene marechaussee zou op het pad links staan ​​en de andere op het pad rechts, en de laatste marechaussee zou achteraan op het middenpad komen. Alle marechaussees zouden dus een redelijk goed gezichtsveld hebben bij problemen". In Weelde gaan ze naar een café dat gerund wordt door Maria Seegers-Ooms, die nauw betrokken was bij het verzet. Hier voegt navigator 2nd Lt. Arthur J. Horning van de B-17 # 42-37737 zich bij het gezelschap. De groep reist per stoomttram tot aan Turnhout. Er reed ook een bus, maar de stoomtram was veel veiliger omdat er altijd boeren waren met manden vol met bijvoorbeeld kippen. Er was zelden of nooit sprake van Duitse controle. Vanuit Turnhout gaan ze met de electrische tram naar Antwerpen en per trein naar Brussel waar de drie mannen door Ernest van Moorleghem naar het huis van Élise Chabot wordt gebracht. Tijdens de tocht worden hun vervalste Nederlandse legitimatiebewijzen vervangen door even zo valse Belgische papieren. Bronnen: ZZAirwar en interview met Karst Smit.

In de Nieuwsbrief van Heemskunde Kring  'Amalia van Solms' staat in het verhaal 'Miet Pauw' de werkwijze van het oppikken van de piloten beschreven. "De marechaussees werden van tevoren ingeseind dat er weer een 'lading' aankwam. Kars [Karst red.] Smit, die de beschikking had over een motor met zijspan, reed met een van zijn collega's (van Gestel, Gerritsen of Niessen) dan naar Tilburg. Zij parkeerden de motor dan bij een hotel/café in de Stationsstraat tegenover het station Tilburg. De twee marechaussees gingen dan te voet naar het station, waar zij contact maakten met de vlieger. Van te voren was aangegeven hoe men de vlieger kon herkennen. Daarna gingen de marechaussees op enige afstand gevolgd door de vlieger naar het hotelletje. In een achterkamer werd de burgerkleding van de vlieger vervangen door een uniform van de marechaussee. Met zijn drieën reden de 'marechaussees' dan weer terug naar Baarle. Aangekomen in de marechausseekazerne aan de Singel werd de vlieger weer in burgerkleding gehesen en op een veilig adres ondergebracht.
Daarna werd contact gezocht met de 'andere kant' van de grens en bracht men de vlieger over de grens. Dit laatste kon op verschillende manieren. Men had de beschikking over een koerier Willem Schmidt (student afkomstig uit Zeist), die de vlieger op de tram in Weelde zette en hem begeleidde naar Antwerpen, waar hij hem overgaf aan een lid van de familie Chabot uit Brussel die hem naar hun huis aan de Rue Jules Lejeune bracht. Mevrouw E. Chabot was van Nederlandse afkomst en stelde haar huis beschikbaar voor het onderbrengen van vliegers. Haar dochter Charlotte Ambach of haar verloofde Ernest van Moorleghem (commisaris van politie te Ixelles en verbonden aan de service 'Eva', behoorde tot de illegale organisatie ''Portemine' te Brussel) verzorgen de koeriersdienst naar Parijs. Soms gebeurde het dat Kars Smit zelf op een vrije dag in burgerkleding een vlieger naar Antwerpen begeleidde. Ook maakte men gebruik van de diensten van Jeanne Willems uit Weelde, die soms als koerierster optrad. De route die men volgde was in alle gevallen hetzelfde".

In Parijs wordt Kevil op de 'escape-lijn' naar Bordeaux gezet. Vandaar gaat het op 28 december over de Pyreneeën naar San Sebastian in Spanje waar hij 31 december aankomt. Op 11 januari 1944 arriveert hij in Gibraltar en keert op 17 januari per vliegtuig terug in Engeland. Elton Fred Kevil, Archibald Mellor en Arthur Horning zijn de laatste geallieerde vliegers die veilig in het safe-house van mevrouw Chabot in Brussel aankomen. Op 15 november 1943 wordt de lijn over Hilvarenbeek opgerold. Ernest van Moorleghem wordt in zijn woning in de Rue Vergnies gearresteerd en overgebracht naar de gevangenis van Sint-Gilles. Op 29 november 1944, 29 jaar oud, is hij in een concentratiekamp bij Bayreuth geëxecuteerd. Elise Chabot, Charlotte (Lotty) Ambach, koerier Willem Schmidt en koerierster Jeanne Willems worden opgepakt en eveneens gevangengezet in de gevangenis van Sint-Gilles. Willem Schmidt wordt op 19 februari 1944 ter dood veroordeell en op 5 januari 1945 te Sonneberg gefusilleerd. Elise en Charlotte worden ter dood veroordeeld en overgebracht naar een gevangenis in Bonn. Vervolgens wisselen ze voortdurend van gevangenis voor ze op 6 mei in Waldheim door de Russen worden bevrijdt. Later hoorden ze dat ze op 22 mei 1945 doodgeschoten zouden worden. Karst Smit kan op het laatste moment uit de marechausseekazerne ontsnappen nadat zijn commandant Chris de Gier hem gewaarschuwd had. Hij duikt onder in zijn geboorteplaats Den Haag. In januari 1944 gaat hij naar Frankrijk om de in nood verkerende escape-lijn bij te staan. In maart van dat jaar wordt Smit verraden en door de Sicherheitsdienst opgesloten in de staatsgevangenis van Fresnes (Parijs). Vervolgens belandt hij in verschillende concentratiekampen, zoals Buchenwald, Ellrich, Dora en Ravensbrück waar hij op 5 mei 1945 door Russische troepen bevrijd wordt. In juni 1945 keert Karst Smit terug in Nederland. Eugene van der Heijden en zijn broer Willy duiken onder en halen het einde van de oorlog. Zijn vader Josephus en broers Gustaaf en Marcel worden vermoord in Neuengamme en Bergen-Belsen.

Oud-Urker Harmen Gerssen wordt verraden en op 22 januari 1944 bij zijn woning in Koog aan de Zaan door de Sipo gearresteerd. Op 23 februari 1944 wordt hij op 31-jarige leeftijd gefusilleerd in het duingebied bij Overveen. Pieter Hakvoort wordt op 29 mei 1944 op Urk door de Duitsers gearresteerd en naar kamp Versen bij Meppen getransporteerd. De omstandigheden in het kamp zijn erbarmelijk. Op 22 december 1944 overlijdt hij op 58-jarige leeftijd aan de geleden ontberingen in het kamp. Zijn stoffelijk overschot wordt na de oorlog op Urk herbegraven. Ook Piet Brouwer overleeft de oorlog niet. Hij wordt in oktober 1944 gearresteerd. Als Urker verzetslieden hem aanbieden een bevrijdingspoging te wagen weigert hij: ,"Ze kunnen me niks maken, want er is geen enkel bewijs". Bij zijn arrestatie wordt namelijk meteen gevraagd naar een schuilplaats en op zoek naar bewijsmateriaal wordt het huis van boven tot onder op zijn kop gezet. Maar er wordt niets gevonden. In oorlogstijd gelden echter andere regels, die niets met rechtvaardigheid te maken hebben en hij wordt naar kamp Amersfoort gebracht en met het laatste transport naar Duitsland vervoerd, Daar wordt hij als 'Nacht-Und-Nebel-Häftling', een speciale strafklasse om verzetsmensen te laten verdwijnen, samen met anderen van kamp naar kamp gedreven tot hij eindelijk in Neugamme terecht kwam. Op 2 mei 1945 wordt het kamp door de Amerikanen bevrijd. Op 30 mei 1945 overlijdt Piet Brouwer in Neugamme aan dysterie, 25 jaar oud. Pas op 11 januari 1946 krijgt zijn familie bericht van zijn overlijden. 

Alle bemanningsleden overleven de oorlog. De Boeing B-17G-10-DL met serienummer 42-37751 is door de Duitsers opgeblazen. Het vliegtuigwrak is in 1948 geruimd. Brokstukken van het toestel worden later ook op kavel NH31 teruggevonden.

Aan de Zuidermiddenweg 18 staat crashpaal 10