Markering NP23 (I-II)

Markering NP23 (I-II)
Markering NP23 (I-II) Markering NP23 (I-II)

Plaats: Schokland

Locatie: Schokkerringweg nabij nr. 29

Maker:

materiaal: eikenhout

Jaar: 2006


Beschrijving:

Deze paal aan de Schokkerringweg, ten noorden van Middelbuurt op Schokland, markeert twee scheepswrakken. In 1946 werd op kavel P23 bij het graven van een wegsloot een kleine Schokker schuit met een lengte van ongeveer 11 m ontdekt, dat hoofdzakelijk in deels verslagen, ten dele ook autochthoon veen zat. De Schokker, een aan de botter verwant platboomd vissersvaartuig, was voorzien van een bun, een afgesloten deel van het ruim dat door middel van kleine openingen in verbinding staat met het water buiten het schip. De visbun werd gebruikt om gevangen vis levend te kunnen bewaren. De vondst van de Schokker ging de archieven in als de NP23, naar de kavel waarop het schip gevonden was. Twee jaar later werd op dezelfde kavel weer een scheepswrak gevonden. Als er meerdere scheepswrakken op één kavel gevonden zijn, worden Romeinse cijfers toegevoegd. [I, II enz.]. We hebben hier dus te maken met de scheepswrakken NP23-I uit 1946 en NP23-II gevonden in 1948. Op 23 mei 1948 was een aannemer bezig met het slechten (slopen) en glad maken van de oostkust van het voormalig eiland Schokland. Tijdens het werk kwam men zeer veel palen en brokken hout tegen van de voormalige zeewering. Pas later had men door dat tussen de houtresten ook een scheepswrak aanwezig was. Nadat het wrak was ingemeten en getekend is het versneld opgegraven zodat de aannemer weer verder kon met het opruimen van puin. Het schip was ongeveer 9 m lang en overnaads gebouwd. De overnaadse bouwwijze wijst op een schip uit de 17e-18e eeuw. Bron: Rondom Schokland, 55e jaargang nr. 4. De opgraving leverde geen dateerbare vondsten op, maar kennis omtrent de oorspronkelijke situatie van het oostelijk dijkje van Schokland werd er wel door verhelderd. In Rondom Schokland schrijft Leo Kaan: "Uit het rapport: “Dicht tegen de bakboordzijde van het wrak [NP23-II] stond een rij zware beschoeiingspalen van het dijkje, waarachter een tweede rij gestaan had, welke blijkbaar waren uitgetrokken en waarvan de gaten gevuld geraakt waren met puin en schelpen, evenzo een derde rij, waarachter nog een vierde rij voorkwam, die nog in het dijklichaam aanwezig waren en onderling door een plank verbonden waren. In dit dijkje zakte het autochtone veen enigszins dieper weg en werd afgedekt door lagen klei en verslagen veen en puinlagen. De puinlaag werd 2 maal onderbroken door een laagje oude rietresten, die in een band samengeperst lagen en stellig aangebracht zijn bij wijze van mat. De onderste zone komt juist voor boven de dwarsplank, de bovenste over de koppen van de bewaard gebleven vierde paalrij in het dijklichaam. In de kavel P-23 ten oosten van deze plaats ligt een duidelijke hoge rug van een vermoedelijk middeleeuws dijkje...De omgeving waarin het wrak is gevonden getuigt van de inzet van alle middelen om het water op deze plek te keren: een dijkje, meerdere paalschermen, opvulling met riet en puin en daarbij nog eens een compleet scheepswrak". 

Kijk voor meer informatie over de NP23-I op MaSS. Kijk hier voor meer informatie over de NP23-II

Om meer bekendheid te geven aan de geschiedenis van Flevoland zijn in 2006 zo'n 200 scheepswrakken in het landschap gemarkeerd door een stalen blauw-witte paal van drie meter hoog met een rood scheepje in top. Bij de ontginning van de Wieringermeer werden de aangetroffen scheepswrakken nog zonder nadere studie opgeruimd. Vanaf de inpoldering van de Noordoostpolder vond een cultuuromslag plaats. Men koos er toen voor om de oude geschiedenis van het gebied zelf te bewaren. Daar ligt de oorsprong van musea als Schokland, Ketelhaven, dat later opging in de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Nieuw Land Erfgoedcentrum, tegenwoordig Batavialand.

In Noordoostpolder zijn sinds de drooglegging van de Noordoostpolder ca. 180 scheepswrakken opgegraven. Het eerste scheepswrak dat in de bodem van de polder gevonden is, was van een middeleeuwse kogge. Arbeiders die bezig waren met het graven van greppels voor het drainagestelsel vonden het wrak tijdens de Tweede Wereldoorlog in februari 1944 ten zuiden van Kuinre en ten oosten van Blokzijl op kavel NM107.