R.K. St. Isidoruskerk

R.K. St. Isidoruskerk
R.K. St. Isidoruskerk R.K. St. Isidoruskerk R.K. St. Isidoruskerk R.K. St. Isidoruskerk R.K. St. Isidoruskerk R.K. St. Isidoruskerk

Plaats: Nagele

Locatie: Ring 23

Kunstenaar: Theo Taen / Thomas Nix

Materiaal: baksteen

Jaar: 1960 - 1962


Beschrijving:

Op 14 september 1956 werd de parochie Emmeloord gesplitst. De bisschop van Groningen, mgr P.A. Nierman, richtte de nieuwe parochie Espel, Tollebeek, Nagele op en benoemde pastoor G.B. Sanders uit Makkum als bouwpastoor. Toen de voormalige rooms-katholieke kerk van Nagele ontworpen werd was Nederland nog volop verzuild. In Nagele is de verzuiling goed zichtbaar op de centrale ruimte van het dorp. Nagele kreeg vier kerkgebouwen die ieder in hun eigen hoek staan. De kerkgebouwen maakten deel uit van het bebouwingsplan en hadden een belangrijke functie als centra van het religieuze en sociale leven in het dorp. De rooms-katholieke kerk en school staan bij elkaar in de zuidwesthoek. De St. Isidoruskerk is in 1960 -1962 gebouwd naar een ontwerp van Theo Taen en Thomas Nix. In de jaren vijftig leverden Taen en Nix traditionalistische kerkontwerpen. Eind jaren vijftig en begin jaren zestig ontwierpen zij, onder invloed van de vernieuwende beweging in de Rooms-Katholieke Kerk modern vormgegeven kerkgebouwen. Als reactie op het Tweede Vaticaans Concilie verschijnen in de jaren zestig en zeventig door katholiek Nederland de zogenaamde ‘dooskerken’. Het zijn in architectuur bescheiden gebouwen zonder baken, met een kerkzaal en een aantal nevenruimten. De kerken zijn op de begane grond overwegend gesloten. Licht valt van boven in de kerkzaal, of via een lichtstrook onder een (overkragende) dakrand. Bron: Post 65 gebedshuizen.

De St. Isidoruskerk was de tweede in de serie moderne kerken die door Taen en Nix ontworpen zijn en kenmerkt zich door rechthoekige volumes die zo typerend zijn voor het Nieuwe Bouwen. De bouw van de kerk met pastorie werd voor ƒ 283.671,- opgedragen aan Bouwonderneming J. Bruggink en Zn. uit Emmeloord. Het kerkgebouw bestaat uit verschillende blokken. De in gele baksteen opgetrokken kerkzaal is het grootste bouwvolume. Het dak van de kerkzaal sluit niet aan op de muur. Er tussenin zit een glasstrook. De beide gesloten zijgevels bestaan uit banden van rood en geel gekleurde stenen, kenmerkend voor de stijl van Taen en Nix in de jaren 1960. De gevels van het lagere bouwdeel zijn van rode baksteen. De kerk heeft tussen de kerkruimte en het lagere bouwdeel een in beton en baksteen uitgevoerde open klokken toren van 15 m. hoog. De toren rust op het glazen ingangsportaal en het bijgebouw. 

De vorm van de plattegrond, de hoofdvorm en architectuur van het gebouw en de manier waarop de elementen in de ruimte gerangschikt zijn, vloeiden voort uit de liturgie. De inrichting van de kerkzaal paste in de vernieuwing van de liturgie in de jaren 1960. Het altaar stond op een laag podium midden voor de lange zijde, in plaats van voor de korte zijde van de kerkzaal en werd geaccentueerd door een aan het plafond hangende rechthoekige luifel. Op het altaar stond een schrijn met gekleurde stenen aan de zijkanten, die herinnerden aan de stenen op de borst van de hogepriester van het oude Israël. De hele middenzone was gereserveerd voor de liturgie. Vlak voor het altaar was, omringd door een zeshoekig hek, het doopvont opgesteld en de ambo, benaming voor een kleine preekstoel waarvan de lezingen werden gelezen. De kerkbanken stonden aan weerszijden van het altaar. Hierdoor keken de gelovigen niet langer alleen maar passief naar de handelingen van de priester, maar konden ook actief deelnemen aan de liturgische vieringen.

In de traditionele kerken stond het orgel op het daarvoor bestemde balkon boven de tribune. In de St. isidoruskerk staat het in 1962 door fa. Jos Vermeulen orgelbouw uit Alkmaar gebouwde orgel, vrij op een vierkant plateau dat door één zuil gedragen wordt. Het orgel was door de rooms-katholieke orgelbouwers in serie gebouwd, gelijk met de orgels voor de R.K. kerk in Tollebeek en Espel. Ook al zijn ze in serie gebouwd, toch heeft ieder orgel zijn eigen klank omdat ze aangepast zijn aan de ruimte waarin ze kwamen te staan. Het pijpwerk is het sprekend gedeelte van het orgel dat dus de klank voortbrengt. Naast metalen pijpen zijn in dit orgel ook houten pijpen gebruikt. Vermeulen maakte alleen de mahoniehouten pijpen zelf, de metalen pijpen werden door een extern bedrijf geleverd. Het hout geeft een warmere, donkere klank, met meer grondtonen. Het meest gebruikte materiaal voor metalen pijpen is een legering van tin en lood, dat het zogenaamde 'orgelmetaal' genoemd wordt. Bij dit orgel is voor de pijpen een menging van lood en zink gebruikt. De mengverhouding daarvan bepaalt voor een groot deel de klankkleur. Het orgel kreeg ook drie stomme pijpen, orgelpijpen die geen klank kunnen voortbrengen maar louter opgenomen zijn voor het zicht. Bij de aanschaf van een orgel liet het bisdom zich adviseren door adviseurs van de Katholieke klokken- en orgelraad (KKOR). Kijk voor foto's van het orgel op reliwiki. Werkbeschrijvingen van dit orgel kunt u hier vinden.

De nieuwe liturgie vereiste wijde ruimtes zonder veel franje en in plaats van architecturale structuur kreeg nu licht een bepalende rol in de kerkruimte om te zorgen voor een mystieke, religieuze sfeer. Hier was ook de taak voor de architecten weggelegd, want zij moesten gaan zoeken naar manieren om die sfeerbepalend lichtinval te bereiken. Taen en Nix kozen voor een bijzondere opbouw voor de oostelijke wand in de kerkzaal waarvoor het altaar stond. Deze claustrawand bestaat uit betonnen, opengewerkte elementen met glas, waardoor er licht binnenkomt. De claustra, Latijn voor afsluiting, werd al in de vroeg-christelijke bouwkunst toegepast voor vensters en komt in de wederopbouw architectuur weer in de mode als esthetische en functionele ontwerptoepassing. De bijzondere en serene sfeer in de kerkzaal wordt in sterke mate bepaald door de lichtval via de vele rechthoekige openingen die regelmatig afgewisseld worden met vierkanten.

De rooms-katholieke kerk in Nagele werd op maandag 9 juli 1962 ingewijd door de bisschop van Groningen, mgr. P.A. Nierman en kreeg de naam van de beschermheilige van de landbouw mee, St. Isidorus van Madrid. Hij was van eenvoudig komaf en ging als dagloner werken op een boerderij van de Madrileense edelman Juan de Vargas. Isidorus trouwde met María de la Cabeza. Het vroege overlijden van één van hun kinderen spoorde hen aan tot een zeer vrome levenswijze. Zeer tegen de zin van de collega's van Isidorus die hun beklag deden bij hun heer. Omdat de hereboer gehoord had dat Isidorus zijn werk verwaarloosde, omdat hij veel te veel tijd besteedde aan zijn gebeden, ging hij op onderzoek uit en aanschouwde een wonder. In de tijd dat Isidorus in de kerk zat te bidden pakten twee engelen de ploeg achter de ossen en ploegden hiermee de akker. Een andere keer liet Isidorus een bron ontspringen om de akkers te bevloeien. Al snel was Isidorus voor de bevolking bij het leven al heilig, nog eens gesterkt doordat hij alles wat hij missen kon weggaf aan de minder bedeelden. Op 15 mei 1130 stierf Isidorus. Zijn graf werd al spoedig na zijn dood druk bezocht. De Castiliaanse gelovigen noemden hem Isidro Labrador, wat Isidorus de Landarbeider betekent. Op 12 maart 1622 verklaarde paus Gregorius XV hem heilig.

Traditioneel versterkten beelden en wandschilderingen in de Rooms-Katholieke Kerk de werking van de godsdienstige handelingen tijdens de eucharistie. Ook het gebruik van glas-in-lood en gebrandschilderd glas droeg in het katholieke kerkgebouw bij aan de liturgie. Vandaar dat voor de inrichting van kerkgebouwen veelvuldig gebruik gemaakt werd van kunstuitingen. Na de Tweede Wereldoorlog is een proces gaande waarbij de rituelen en de aankleding van de kerk werden vereenvoudigd. De St. Isidoruskerk heeft alleen kunst aan het exterieur. Het kunstwerk van de naamgever van de kerk bij de ingang, dat gemaakt is door de kunstenaar Frank Nix, vormt een overgang van het dagelijkse- naar het kerkelijke leven. Vanwege de ontkerkelijking werden de parochies van Nagele, Tollebeek en Espel in 1991 samengevoegd. Het kerkgebouw van de St. Isidoruskerk werd in 1997 aan de eredienst onttrokken en gesloten.

In 1996 ontstond bij de Vereniging voor Dorpsbelang Nagele de gedachte om een museum op te richten. Het idee werd ingegeven door de belangstelling die veel bezoekers in de loop der jaren aan de dag legden voor Nagele in het algemeen en voor de gebouwen, kerken en scholen in de dorpskern in het bijzonder. Er was geen gebouw beschikbaar en geld voor nieuwbouw ontbrak. Met de gemeente en provincie werden gesprekken gevoerd om Nagele door middel van een expositie beter aan het publiek te presenteren. Alles kwam is een stroomversnelling toen bekend werd dat de St. Isidoruskerk gesloten werd. In augustus 1997 kon de Stichting Nagele Expositie het kerkcomplex met provinciale, Europese en Anjerfonds-steun aankopen. Toen DaF-architecten uit Rotterdam de kerk omvormde tot museum bleven veel kerkelijke elementen bewaard. Het altaar en doopvont verdwenen uit het gebouw. Het orgel bleef staan en de biechtstoelen zijn omgebouwd tot documentatiekasten. Op de verhoging voor het altaar werd een kubusvormig filmruimte geplaatst. Het hout van de kerkbanken werd gebruikt om een balie, leestafel, loopplank en vitrines van te maken. Tot het ontwerp van DaF-architecten behoort ook een schelpenplein dat voor de ingang is aangebracht als ruimte voor buitenexposities. Na de renovatie werd de voormalige kerk op 14 mei 1998 door Museum Nagele in gebruik genomen. Bron:' Nagele Een cultuurhistorische wandeling', 'Nagele. Een moderne erfenis' en 'Architectuur Lokaal #19'. 

De klokkentoren werd bekroond door een Keltisch kruis, een Latijns kruis dat omgeven is door een zonnerad. Tijdens de kerstening van Ierland en Groot-Brittannië, de bekering van de heidenen, tijdens de 5e en 6e eeuw namen de missionarissen veel gebruiken en tekens uit het heidense geloof over. Aan het Latijnse kruis werd het heidense zonnewiel toegevoegd. Zo ontstond het Keltisch kruis. Op het moment dat de St. Isidoruskerk als museum in gebruik werd genomen is de aanduiding van het godshuis weggenomen. De suggestie van DaF-architecten om het kruis op de toren te laten staan en het bovenste deel te verwijderen om er de T van 'tentoonstellingen' van te maken, ging Stichting Nagele Expositie te ver. Het kruis kreeg een nieuwe bestemming op het rooms-katholieke deel van de begraafplaats. ln het museum is een permanente tentoonstelling te zien over de tot standkoming van Nagele.

In de kerk stond een beeld van een zittende Maria met Jezus op schoot. Destijds werd gekozen voor een eigentijdse versie omdat dit goed bij de moderne architectuur van de kerk paste. Nadat de kerk buiten gebruik gesteld was is dit heiligenbeeld in de Sint Hubertuskerk in Tollebeek geplaatst.

Architecten

Charles Thomas (Thomas) Nix is op 21 december 1904 in Bandug geboren. Hij volgde het gymnasium in Amsterdam en studeerde bouwkunde aan de Technische Hogeschool in Delft waar hij in 1930 afstudeerde. Hierna keerde hij terug naar Nederdlands Indië. Na zijn gevangenschap van 1942-1945 in een Japans interneringskamp in Bandung keerde hij met zijn gezin naar Nederland en vestigde zich in Rotterdam. In 1949 promoveerde hij bij prof. ir. Granpré Molière aan de T.H. te Delft met zijn proefschrift ‘De vormleer van de stedebouw, in het bijzonder voor Indonesië’. 

Door zijn klassieke opleiding en religieuze instelling, en zijn kennis van de klassieke bouwkunst ging zijn grote voorliefde vooral uit naar het bouwen van kerken, waarmee hij bekendheid verwierf. Aanvankelijk zocht hij aansluiting bij de z.g. 'Bossche school', maar werd geleidelijk aan beïnvloed door het Nieuwe Bouwen. Hij ontwierp o.a. R.K. kerken in Schiedam, Amersfoort, Den Haag, Roosendaal, Nagele en een Grieks-orthodoxe kerk in Rotterdam. Ook het ontwerp van het dorp Tollebeek is van zijn hand, waarbij hij zich bij de uitvoering heeft laten inspireren door de erfbeplanting van de polderboerderijen. Andere bijzondere objecten zijn het raadhuis te Cuijk, het Corso-cinemacomplex te Rotterdam en het kantoor- en woontorencomplex 'de Hertoghof' te Eindhoven.

Behalve als architect en stedebouwkundige werkte Thomas Nix als beeldend kunstenaar. In zijn jeugd volgde hij tekenlessen bij Henk Meijer en Bernhard van Vlijmen. In 1978 verstigde hij zich met zijn vrouw in de Spaanse plaats Malaga. Na het overlijden van zijn echtgenoot in 1987 verhuisde hij naar Zuid Frankrijk waar hij op 7 september 1998 op 93-jarige leeftijd overleed in Villeneuve de Berg.

 

Op 12 december 1889 werd Theo Taen in Berlijn geboren. Hij was zoon van Maria Cuypers en F.G. Taen Err Tong en kleinzoon van architect P.J.H. Cuypers. Toen het huwelijk van zijn ouders in 1897 strandde liet Cuypers zijn kleinkinderen ontvoeren en naar Limburg overbrengen, waar ze in internaten werden ondergebracht. Van 1921 tot 1945 verbleef Taen in Nederlands-Indië. Na zijn terugkomst in Nederland associeerde hij zich met J. de Jongh en Thomas Nix. Het bureau De Jongh-Taen-Nix, later Taen en Nix, ontwierp in de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw onder andere tenminste elf katholieke kerken, aanvankelijk in traditionalistische, aan de Delftse- en Bossche School verwante stijlen, later in een meer functionalistische stijl.

Taen ontwierp onder meer een lyceum in Haarlem en een in Geleen.

Taen overlijdt op 30 oktober 1970 in Boxtel.