Urker Sluis
Plaats: Urk
Locatie: Domineesweg
Maker: Dirk Roosenburg
materiaal: beton, hout, baksteen, glas
Jaar: 1942
Beschrijving:
De Urkersluis kwam al laatste van de drie sluizen in de ringdijk van de Noordoostpolder in mei 1942 gereed. Verschillende tegenslagen waren hiervan de oorzaak. Ten gevolge van een brand in een werkkeet in december 1939 liep de sluisput vol met kwelwater. De brand had enige houten palen vernield die de betonblokken droegen waarop de motoren van de pompinstallatie waren gemonteerd. De betonblokken waren ingestort waardoor twee van de drie pompstations buiten werking geraakte. Bij het aanbreken van de Tweede Wereldoorlog in mei 1940 moesten de pompen opnieuw stil gezet worden en konden pas in juli 1940, na de wapenstilstand, weer in werking worden gesteld. Eind september 1941 verzakte een gedeelte met zware basalt- en zinkblokken nadat de verbinding tussen het IJsselmeer en de sluis tot stand was gebracht. Een stalen damwand knapte af en modder en water stroomden binnen.
De schutsluis maakt het voor de scheepvaart mogelijk het verschil in waterpeil van zo'n 5,75 m te overbruggen. De Urker Sluis is 7 m breed, 50 m lang, 5 meter langer dan de sluizen bij Lemmer en De Voorst en kan, sinds aanpassingen in 1955, schepen van max. 400 ton schutten. Op het benedenhoofd van de Urkersluis is een stootbalk aangebracht waardoor schepen met een maximale lengte van 49,50 m kunnen passeren. In de sluiskolk wordt het waterpeil kunstmatig verhoogd en verlaagd, zodat schepen het hoogteverschil tussen het IJsselmeer en de Urkervaart kunnen overbruggen. Het vulsysteem van de sluiskolk is uitgevoerd met een omloopriool, een van schuiven voorziene buis waardoor het water in of uit de sluis stroomt tijdens het schutten. De inlaatschuiven mochten slecht gedeeltelijk gebruikt worden waardoor het instromen en het uitstromen in beide gevallen 20 minuten duurde. De rioolschuiven, ook wel rinketten genoemd, werden in 1955 geëlektrificeerd. Om tegemoet te komen aan de wensen van de verladers van suikerbieten konden vanaf half september 1955 schepen langer dan 39 m worden geschut. Vanaf die tijd is de lengte vergroot tot 49,5 m.
Aan beide uiteinden van de kolk bevinden zich een paar puntdeuren, een uitvinding van Leonardo da Vinci (1452-1519). Hij tekende een sluis met iets te grote sluisdeuren die onder een hoek ten opzichte van elkaar sluiten. De punt staat steeds in de richting van het hoger gelegen water zodat de extra waterdruk de deuren tegen elkaar dichtdrukt. De houten puntdeuren zijn bevestigd in sluishoofden, waarbij het bovenhoofd aan de zijde van het IJsselmeer ligt en het benedenhoofd aan de zijde van de Urkervaart. Op 3 januari 1940 werden de basculebruggen over de benedenhoofden van de sluizen bij Urk, Lemmer en De Voorst gezamenlijk aanbesteed. Het werk werd voor ƒ 54.447,- opgedragen aan de laagste inschrijver, machinefabriek N.V. Hollandia uit Krimpen aan de IJssel. De stalen ophaalbrug werd in augustus 1942 geplaatst. Op 14 augustus 1942 meldde het Nieuwsblad van Friesland onder de kop "De eerste brug te Urk" het volgende: "URK. Door de machinefabriek Hollandia te Krimpen a.d. IJssel, is alhier gemaakt en geplaatst de eerste brug op Urk over de sluis. Deze komt te liggen in den weg Urk - Dorp C - Ramspol. Het is een wip-brug en hoewel de sluis en brug uiterst modern zijn, geschiedt het openen van sluis en brug met de hand".
De sluisdeuren aan het bovenhoofd staan tussen het sluiswachtershuisje en de schotbalkenloods, die gebouwd zijn naar een ontwerp van Dirk Roosenburg. Het sluiswachtershuisje diende als onderkomen van de sluiswachter, die vanuit deze positie de sluisdeuren kon bedienen. Het vanuit een rechthoekige plattegrond opgetrokken huisje heeft een betonnen onderbouw en in kruisverband gemetselde muren onder een uitkragende betonnen kap met rode pannen en ronde, stalen vensters in de zijmuren. Het gebouwtje verloor in 1989 de oorspronkelijke functie toen het werd vervangen door een nieuw bedieningsgebouw bij de brug. De bijbehorende schotbalkenloods was bestemd als opslagplaats voor de houten schotbalken die bij calamiteiten dienden als beveiliging van de sluisdeuren aan de zijde van het IJsselmeer. In 1966 is achter de schotbalkenloods een constructie geplaatst, die bestaat uit 4 hoge poorten van ronde stalen buizen, waaraan een rail bevestigd is met een stalen noodschuif. Deze kan bij calimiteiten voor de sluisdeur neergelaten worden. De schotbalkenloods verloor zijn oorspronkelijke functie toen een stalen noodschuif werd geplaatst. In het Driemaandelijks bericht betreffende Zuiderzeewerken, jaargang 47, 3e kwartaal staat het volgende: "De noodkering in de toegangssluizen van de Noordoostpolder blijken in de praktijk minder doelmatig te zijn. Aan de hand van een modelonderzoek in het Waterloopkundig Laboratorium in Delft, is thans een nieuwe kering ontworpen, bestaande uit een schuif, welke in de doorvaartopening van het bovenhoofd kan worden neergelaten en deze volledig afsluit. De schuif wordt in de ruststand terzijde van de sluis opgesteld en kan met een loopkat boven de doorvaartopening worden gereden. De machinefabriek Thole N.V. te Enschede ontving krachtens overeenkomst nr. Z.W. 3661 opdracht de schuif met loopkat en rolbaan voor de Urkersluis te vervaardigen en op te stellen, waarmee een bedrag van ƒ 114790,- gemoeid zal zijn. De werkzaamheden in de fabriek zijn begonnen; de geleiderails kon reeds in de sponningen van het sluishoofd worden gemonteerd".
De houten sluisdeuren werden in 1981 vervangen door nieuwe. In 2016 waren ook deze deuren aan vervanging toe. Op 20 juni werden de eerste twee deuren vernieuwd, twee weken later volgden de deuren aan de polderkant. De nieuwe sluisdeuren zijn gemaakt van Azobé, een bijzonder harde, zeer duurzame houtsoort. In het voorjaar van 2020 werden er renovatiewerken aan het sluiscomplex uitgevoerd. Alle 13 beweegbare bruggen en 11 sluizen in Flevoland worden sinds 2014 vanuit één bediencentrale in het provinciehuis in Lelystad bediend. Het centraal aangestuurde bedieningssysteem van de Urkersluis werd tijdens de renovatie vervangen. Elke brug of sluis had een eigen manier van bedienen. Door het bedieningssysteem van alle sluizen en bruggen universeel te maken, werd de aansturing en het beheer makkelijker maar vooral ook veiliger.
De schutsluis, het sluiswachtershuisje en de schotbalkenloods zijn van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde en staan samen met gemaal Vissering op de rijksmonumentenlijst. De stalen noodkering is nog geheel in originele staat en heeft eveneens cultuurhistorische waarden omdat het de functionaliteit van het gemaalcomplex duidelijk aangeeft en de aandacht vestigt opdat dijken en noodkeringen de Noordoostpolder drooghouden. De noodkering is eigendom van de Provincie Flevoland. Kijk hier voor de omschrijving van de schutsluis op rijksmonumenten.nl. Hier vindt u de omschrijving van het sluiswachtershuisje en hier de schotbalkenloods.
Architect
Dirk Roosenburg werd op 1 februari 1887 in Den Haag geboren. Na de HBS ging Roosenburg in 1905 naar Delft om aan de Technische Hogeschool civiele techniek te studeren. In het tweede leerjaar stapt hij over naar bouwkunde en studeerde in 1911 af. Daarna volgde hij nog een jaar lessen aan de École des Beaux Arts in Parijs. Hij vond een baan bij architect Jan Stuyt in Amsterdam. Vervolgens was hij een jaar of twee leerling van en tekenaar voor Berlage. Daarna werkte hij nog een paar jaar met A.H. op ten Noort en L.S.P. Scheffer binnen het bureau TABROS, voordat hij in 1916 een eigen bureau startte in Villa Windekind aan de Parkweg in Den Haag.
Roosenburg was sinds 1919 als esthetisch adviseur bij Rijkswaterstaat actief en werkte hij als zodanig ten tijde van de aanleg van de Twentekanalen (1930 – 1936) om tot aan zijn dood adviseur te blijven. Als adviseur was hij ook betrokken bij de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal. Op aandringen van Samuel de Clercq (1876-1962), voorzitter van de Bond van Nederlandsche Architecten, kreeg Roosenburg in 1928 van de Dienst der Zuiderzeewerken de opdracht om voor een elektrisch aangedreven in de Wieringermeer een bijzonder en aansprekend gebouw neer te zetten. De Clercq had geconstateerd dat Nederland bij de vormgeving van grote werken een achterstand had opgelopen ten opzichte van het buitenland en hield een warm pleidooi voor een aansprekende vormgeving van de grote kunstwerken van het Zuiderzeeproject. Het optreden van De Clercq heeft er toe geleid dat Roosenburg werd aangezocht voor het vormgeven van de gemalen Lely en Leenmans in de Wieringermeer. Ook de vormgeving van de heftorens van de grote sluizencomplexen in de Afsluitdijk werd aan hem overgelaten. In 1937 werd zijn hulp ingeroepen voor het ontwerp van de drie gemalen in de Noordoostpolder. In 1946, toen hij bijna zestig was, ging Roosenburg een samenwerkingsverband aan met twee medewerkers: Piet Verhave en Jaap Luyt, en hij bleef tot zijn 70 ste verjaardag met hen samenwerken. In de bouwwerken van Roosenburg waren vooral het gebruik en de praktische oplossingen belangrijk.
In de jaren '50 van de vorige eeuw was Dirk Roosenburg adviseur bij de vormgeving van de gemalen en sluizen in Oostelijk Flevoland, de Houtribsluizen bij Lelystad en het sluizencomplex bij Enkhuizen. De Dienst Zuiderzeewerken had een esthetisch adviseur nodig annex architect om de technische hoogstandjes op het gebied van de waterbouw te voorzien van een passende harmonieuze architectuur waardoor zij een waardige aanvulling zouden vormen op de landschappelijke en maatschappelijk-historische context waarin ze gebouwd werden. Roosenburg ontwierp voor Philips in Eindhoven onder meer het hoofdkantoor, delen van het Nateb en het fabrieksgebouw de Witte Dame. In Amsterdam is het voormalig hoofdkantoor van de Rijksverzekeringsbank op de kruising van de Stadionweg en de Apollolaan van zijn hand.
Roosenburg sterft op 11 januari 1962, na een kort ziekbed in het Haagse Bonovo ziekenhuis.