Rotterdamse Hoek

Rotterdamse Hoek
Rotterdamse Hoek Rotterdamse Hoek Rotterdamse Hoek Rotterdamse Hoek

Plaats: Creil

Locatie: Westmeerdijk

Maker: Loodswezen

materiaal: Baksteen

Jaar: 1950


Beschrijving:

Een simpele, 7,5 meter hoge toren markeert de Rotterdamse Hoek, een dijkhoek in de ringdijk van de Noordoostpolder tussen Urk en Lemmer waar de Westermeerdijk overgaat in de Noordermeerdijk. De vierkante, bakstenen toren met plat dak is in 1950 als lichtopstand op de relatief smalle kruin van de dijk gebouwd. De toren was toentertijd uitgerust met een gaslichtbaken dat op propaangas brandde. De gasvoorraad werd met het betonningsvaartuig vanuit Enkhuizen aangevoerd. Dit schip was vernoemd naar het IJselmeer. De naam voor het afgesloten deel van de Zuiderzee was op 23 september 1932 door de minister van Waterstaat vastgesteld en werd destijds met één S geschreven. Het betonningsvaartuig 'IJselmeer', in de volksmond de 'gasboot', kon niet tot aan de Noordoostpolderdijk varen. Vanwege de ondiepte van het water moesten de gasflessen eerst in de bijboot, een houten vlet, worden overgeladen. Met de vlet werd vervolgens naar de dijk bij de Rotterdamse Hoek geroeid, waarna een klimpartij met het gas over de basaltblokken begon omdat er geen aanlegsteiger was. Aan het begin van de jaren '60 van de 20e eeuw is het gaslicht op de toren vervangen door een paal met een elektrisch licht, dat zich op 13 meter hoogte bevond. Vuurtorens hebben een specifiek lichtpatroon, het zogeheten ‘karakter’. Dit heeft te maken met het ritme waarin de lamp ronddraait en daardoor licht met donkere momenten elkaar afwisselen. Aan het karakter kunnen schepen een vuurtoren herkennen. Het licht op de Rotterdamse Hoek had een lichtkarakter Iso WR 10s. Een Iso, oftewel Isophase, is even lang aan als uit en 10s geeft de duur van het totale karakter aan. Het licht op de Rotterdamse Hoek was een ritmisch licht waarin de looptijd van 5 seconde licht gevolgd werd door 5 seconde duisternis. WR geeft de lichtkleur aan in dit geval wit en rood. Het witte licht gaf een lichtsterkte van 400 candela (cd) af, en het rode 100 cd. De zichtbaarheid van een licht wordt uitgedrukt in zeemijl (zm). De zichtbaarheid van het witte licht op de Rotterdamse Hoek was 18 zm (33,3 km) en het rode licht 14 zm (26,1 km). Op het platte dak van de toren stond ook een nautofoon of misthoorn, een op de wal geplaatst instrument dat met slecht zicht, met een bepaalde regelmaat, een krachtig geluidssein ten gehore bracht. Het geluid van de nautofoon had een lage toonhoogte omdat lage tonen door het menselijk oor op grotere afstand beter kunnen worden waargenomen dan hoge. De Nautofoon dateerde van na 1962. Uit een artikel in de Friese Koerier van 23 februari 1962 blijkt dat de Afdeling Schuttevaer Lemmer op zijn jaarvergadering besloten had het reeds in maart 1957 gedane voorstel voor het plaatsen van een mistsirene op de Rotterdamse Hoek opnieuw onder de aandacht van de landelijke vergadering te brengen. Tot ongeveer 1980 viel het licht onder het Loodswezen in Den Helder, daarna ging het over naar Rijkswaterstaat. De lichtwachter op Urk was verantwoordelijk voor de controle en het onderhoud van de lichtopstand en de misthoorn. Sinds 2001 is het licht gedoofd en het geluid van de nautofoon verstomd. Moderne navigatiemiddelen aan boord van schepen hebben het licht- en geluidsbaken overbodig gemaakt. Het elektrische licht en de nautofoon werden van de toren verwijderd.

De Rotterdamse Hoek ligt op de vaarroute tussen het Ketelmeer en Lemmer en is een beruchte plek voor de scheepvaart. Menig schip is hier bij storm in moeilijkheden geraakt. Volgens Rein Snoek van het Urker KNRM-station heeft het te maken met de heersende windrichting in ons land: noordwest en west. "Die wind stuwt al het water in het IJsselmeer naar die rare hoek. Golven slaan tegen de dijk, die de golven terugkaatst. En die golven ontmoeten op hun terugweg de golven die op weg zijn naar de dijk. Dat geeft heel vreemde zeeën. Bovendien is de vaargeul er heel diep, een meter of vijf. Pal daarna is het ondiep, waardoor de golven er hoog worden opgestuwd. De Rotterdamse Hoek wordt ook wel aangeduid als het laatste 'schepenkerkhof' in Nederlandse wateren.

De 'Rotterdamse Hoek', die aanvankelijk bekend stond als 'de twaalf kilometer', dankt zijn naam aan de aanvoer van puin van het bombardement op Rotterdam. De naam is, in tegenstelling tot de meeste namen in de Noordoostpolder, bedacht door de polderwerkers 'opdat niemand zou vergeten waar het puin vandaan kwam'. Toen in de Staatscourant van 4 december 1950 de aardrijkskundige benamingen in de Noordoostpolder bekendgemaakt werden stond in de toelichting van de naam Rotterdamse Hoek: "Aldus door volksmond gedoopt omdat op deze plaats veel Rotterdams puin werd gestort". Op 14 mei 1940 werd vanaf half twee 's middags het centrum van Rotterdam door de Duitsers gebombardeerd, met als gevolg dat er van de 600 jaar oude stad niets meer overeind stond, 25.000 huizen werden verwoest waardoor 80.000 mensen dakloos raakten. Een paar dagen na het 13 minuten durende bombardement begon Rotterdam met het ruimen van 5 miljoen kubieke meter puin. Achttienduizend arbeiders dempte met kiepwagens en scheppen de Blaak, de Schie en de Kolk in Rotterdam. Eind juni meldde verschillende dagbladen: "Op het ogenblik werken te Rotterdam regelmatig 20.000 puinruimers, voorzien van 1300 vrachtauto's, waarmede men het puinruimingswerk in ongeveer 28 weken gereed hoopt te hebben. Het fijne puin wordt gestort in wateren, die gedempt kunnen worden. Het grove puin wordt overal in den lande verkocht en gaat o.a. naar Zuiderzeewerken, terwijl tenslotte de nog gave steenen bewaard blijven, om eventueel te kunnen dienen bij den wederopbouw van de Binnenstad". In de zomer van 1940 werd een deel van het puin afgevoerd naar de bocht in de dijk Urk-Lemmer en een depot op de Kamperdijk bij Urk, nabij het in aanbouw zijnde gemaal. Het puin werd met vrachtwagens naar de Parkkade in Rotterdam gebracht. Daar lagen de schepen in de Nieuwe Maas klaar om het naar de twee depots op de dijken van de Noordoostpolder te vervoeren. Het puin kon niet in de polder gestort worden omdat de ringdijk nog niet gesloten was. Het laatste gat in de 30 km lange dijk tussen Urk en Kadoelen werd op 13 december 1940 gedicht. De Noordoostpolder viel in september 1942 droog. De hoeveelheid puin dat op de dijk Lemmer-Urk opgeslagen was had een lengte van bijna 2 km bij een hoogte van 10 m. Uit bestekken van het Departement van Waterstaat blijkt dat het puin in 1942/1943 gebruikt is voor de afwerking van 5,5 km dijk ten noorden van Urk, ondermeer als wegverharding in de buitenste berm. Het keileem in dat dijkvak was in 1941 bedekt met een krammat van stro. Daarop kwam een 6 cm dikke vlijlaag die bestond uit gebroken Rotterdams puin. Op deze puinlaag werden later de zetstenen aangebracht. Na de bevrijding zijn veel polderwegen rondom Urk, zoals bijvoorbeeld de Domineesweg, de Urkerweg en de Karel Doormanweg, met het puin verhard. Maar ook bij de aanleg van de vaarten is het puin gebruikt blijkt uit het volgend bericht in De Heereveensche koerier van 27 juni 1947: "Nieuws van Urk. Opruiming. Een grote hoeveelheid puin welke in '40 van Rotterdam naar hier werd vervoerd en op de dijk Urk-Kampen van de Noordoostpolder werd gestort, zal thans worden opgeruimd. Dit vervoer en opruimingswerk is gegund aan de Fa. Daalders te Vollenhove. De puin zal gestort worden achter de beschoeiïng langs de kant van de kanalen door de Noordoostpolder".

In 2019 was de provincie Flevoland gastheer voor de Nationale Viering van de Bevrijding. Overal in de provincie werden activiteiten georganiseerd. Met haar jonge geschiedenis is Flevoland de enige provincie in Nederland waar nooit een oorlog werd uitgevochten. Maar de Tweede Wereldoorlog heeft ook in Flevoland sporen achtergelaten, zoals hier aan de dijk tussen Urk en Lemmer. Om het verhaal van deze historische plek te vertellen zijn begin mei 2019 op de voormalige lichtopstand op twee tegenover elkaar liggende muren vier dichtregels aangebracht die de geschiedenis op treffende wijze verwoorden.

de lentelucht werd vuur 

het middaguur werd nacht

het stadspuin temt de zee

dag oude stad rust zacht

Het gedicht is speciaal voor deze locatie geschreven door waterdichter Niels Blomberg en werd door Waterschap Zuiderzeeland in samenwerking met de gemeente Noordoostpolder en de Stichting Flevo-Landschap geplaatst met toestemming van Rijkswaterstaat, de eigenaar van de toren. Bij de voormalige lichtopstand kwam ook een informatiezuil met gesproken achtergrondinformatie over de geschiedenis en natuur nabij de Rotterdamse Hoek. Bron: Theresa Kombrink, senior communicatieadviseur Zuiderzeeland. 

In maart 2022 heeft de gemeente Noordoostpolder een doorkijkpaneel geplaatst op de Rotterdamse Hoek. Op het informatiebord wordt uitgelegd waar de naam vandaan komt. Maar er wordt ook uitleg gegeven over de eerste boerderijen en woningen in de Noordoostpolder. Daarom is het doorkijkpaneel naar de polder gericht. Wie door de glasplaat kijkt ziet de bouw van een schokbetonschuur.

Met dank aan Peter van den Brandt voor het toezenden van de foto's van de voormalige lichtopstand met het gedicht en de toestemming deze te plaatsen.


'Vrouwe Fortuna'

In 1950 dook bij werkzaamheden voor de aanleg van een afwateringssloot voor het bedrijventerrein ten zuidoosten van Urk, een gebeeldhouwde stenen vrouwenkop op. De vondst duidde volgens Gerrit van der Heide (1915-2006), archeoloog in dienst van de Directie Wieringermeer afd. Noordoostpolderwerken, onmiskenbaar op sporen van Romeinse nederzettingen in de buurt van het vissersdorp. Omdat op die plek meerdere archeologische vondsten waren gedaan, meende Van der Heide in het gekroonde vrouwenhoofd de godin Fortuna te herkennen, de Romeinse godin van het lot en geluk, die over voor- en tegenspoed beslist. Als 'Fortuna van Urk' werd het beeld tentoongesteld in het museum van Schokland. Ook de Duitse kunsthistoricus Friedrich Gerke (1900-1966), die gespecialiseerd was in christelijke archeologie, dacht dat de vrouwenkop van Romeinse afkomst was. Het Overijsselsch dagblad eindigt op 4 maart 1952 een artikel met: "Een sinds twee jaar in de verzameling op Schokland aanwezig stuk beeldhouwwerk, een fraaie vrouwenkop met kroon, is door de kunsthistoricus prof. Fr. Gerke uit Mainz herkend als Romeins. Omtrent de herkomst is niet meer bekend dan vindplaats en vondstomstandigheden". Toen 'Vrouwe Fortuna' begin jaren 1990 verhuisde naar museum Nieuw Land in Lelystad rezen er twijfels over de ouderdom. Onderzoek wees uit dat de vrouwenkop gemaakt was van een slecht soort 19e-eeuws zandsteen met heel veel kalk erin. Ook de achterkant bleek niet afgewerkt, het leek wel of de kop ooit ingemetseld is geweest. Als het niet Romeins was, wat was het dan wel? In 2011 werd het mysterie rond 'Fortuna van Urk' opgelost. Bij museum Nieuw Land kwam de Urker Jan de Wit die vertelde dat hij in 1940 als 10-jarige jongen geregeld in de haven van Urk speelde. Daar meerden binnenvaartschepen af die hun lading puin uit Rotterdam op de Kamperdijk bij het in aanbouw zijnde gemaal losten. Tussen dit puin had Jan de Wit het beeld zien liggen. Samen met zijn vriendjes had hij de kop mee naar huis willen nemen. Ver kwamen ze echter niet. De stenen vrouwenkop was veel te zwaar en zij lieten haar achter op een akker. Bronnen: 'Unieke vondst uit Rotterdams puin' NOS, 9 juli 2011 en historiek.net
 
'Vrouwe Fortuna' heeft een muurkroon op haar hoofd, een kroon die het uiterlijk heeft van een stadsmuur en dat was een symbool van stedelijke macht. Dit soort symbolen zaten vaak op gemeentelijke gebouwen. Deskundigen hebben daarom een sterk vermoeden dat de kop onderdeel van een beeld van de stedenmaagd van Rotterdam is geweest, dat afkomstig is van het in 1593-1594 gebouwde Stadhuis van Rotterdam, dat bij het bombardement van 14 mei 1940 verwoest werd. Tijdens een verbouwing tussen 1822 en 1835 werd het oude Stadhuis aan de Kaasmarkt voorzien van classicistische gevels die ontworpen waren door stadsarchitect Pieter Adams (1778-1846). Op een afbeelding uit 1837, gemaakt door David van Welle (1772-1848), is te zien dat er in het midden van het timpaan zo'n stedenmaagd heeft gezeten. Een steden- of stadsmaagd is een vrouw die staat voor de diversiteit in de stad, los van religie en andere overtuigingen. De stedenmaagd wordt altijd afgebeeld als een statige dame, zittend als een koningin op haar troon, haast goddelijk. 'Fortuna van Urk' blijkt dus in werkelijkheid een Rotterdamse stedenmaagd te zijn. Bekijk bij omroep flevoland een verslag.
 
Dichter
 

Niels Blomberg is op 3 juni 1958 in Amsterdam geboren. Blomberg werd opgeleid als natuurkundige maar is werkzaam in de ict-sector. Van jongs af aan maakte hij gedichten. Rond zijn veertigste besloot Blomberg het wat serieuzer aan te pakken en begon werk op te sturen naar wedstrijden. In 2003 won hij de poëzieprijs van Almere. Daarna volgde nominaties voor de poëzieprijzen van Hoek van Holland en (wederom) Almere en voor de VU podium poëzieprijs. In 2005 meldde hij zich aan als lid van Aldichter, een groep Almeerse dichters, die iedere maand bijeenkomen om eigen werk en werk van bekende dichters te bespreken. Mede daardoor heeft Blomberg zijn voorkeur zien verschuiven van gebonden gedichten naar de vrije vorm. "Het geeft je een vrijheid die je moet leren waarderen. Ineens ben je zelf de maat der dingen. Dat heb ik een wonderlijk gevoel gevonden".

Op de website van Waterschap Zuiderzeeland staat te lezen: "Waterschap Zuiderzeeland heeft een eigen waterdichter die zijn talenten inzet om gedichten te schrijven over water in Flevoland. Niels Blomberg is de officiële - en de eerste - waterdichter van ons waterschap. Belangrijke gebeurtenissen van het waterschap luistert hij op met een speciaal watergedicht".

Op 5 september 2006 werd Niels Blomberg benoemd tot waterdichter van het Waterschap Zuiderzeeland. Als eerste waterschap in Nederland besloot Waterschap Zuiderzeeland in 2006 op zoek te gaan naar een waterdichter. Uit 70 inzendingen werd Blomberg gekozen. In een interview met Trouw vertelde de waterdichter dat hij erg blij was met zijn benoeming. "Het werk van het waterschap is vaak technisch en moeilijk te vangen in woorden, maar de mensen die er werken en de achtergronden zijn vaak wél heel geschikt voor een gedicht". De gedichten die hij tijdens de eerste vier jaar in deze functie schreef, zijn gebundeld onder de titel ‘Meer Waterdicht’. In januari 2015 verscheen de tweede bundel “Woordenstroom”. Niels Blomberg dicht over het werk van het waterschap en alles wat daarmee te maken heeft. Zo schreef hij tussen 2008 en 2010 acht watergedichten voor de openbare ruimte. Deze gedichten zijn te vinden op de gemalen van Flevoland en op het Waterschapshuis in Lelystad. In mei 2019 werd ook op de voormalige lichtopstand op de Rotterdamse Hoek een gedicht van Blomberg geplaatst.