Meetstoel

Meetstoel
Meetstoel Meetstoel Meetstoel Meetstoel Meetstoel

Plaats: Bant

Locatie: Kuinderbos

Maker: Staatsbosbeheer

materiaal: hout

Jaar: 2021


Beschrijving:

Het Kuinderbos werd in de periode 1947-1955 aangeplant. Het bos ligt 0,5 tot 3,00 m onder NAP, waarbij het zuidwestelijke deel het laagste ligt. De ondergrond bestaat grotendeels uit kalkrijke zandgrond, grond die ongeschikt was voor landbouwkundig gebruik. Het Kuinderbos, met een oppervlakte van 1.200 ha, is het grootste boscomplex in de Noordoostpolder. Zo kort na de Tweede Wereldoorlog was er gebrek aan allerlei soorten bouwmateriaal. Het was dan ook logisch het bos in te richten als productiebos met boomsoorten die ook op 'slechte' bodem snel hout leverden voor stutten voor de Limburgse mijnen of bielzen voor de spoorwegen of zaagsel voor de papierindustrie. Kenmerkend voor een productiebos is de overzichtelijke structuur, bomen in het gelid en rechte paden voor de houtafvoer. In de loop der jaren nam de vraag naar productiehout af. De mijnen gingen dicht, de spoorwegen stapten over op bielzen van gewapend beton en de papierfabrieken gingen steeds meer oud papier hergebruiken. Het productiebos werd door Staatsbosbeheer langzaam omgevormd tot een gevarieerd en afwisselend bos. 

Het Kuinderbos bestaat uit twee delen, het feitelijke Kuinderbos en het Burchtbos. In het Burchtbos staat een replica van een meetstoel. Landmeters begonnen hun werk al voor de drooglegging van de Noordoostpolder. Om het nieuwe land in kaart te kunnen brengen moesten de landmeters in het terrein kunnen beschikken over een net van gelijkmatig over het gebied verdeelde punten, waarvan de onderlinge ligging t.o.v. elkaar bekend was. De Dienst der Zuiderzeewerken (ZZW), die verantwoordelijk was voor de waterbouwkundige werken, liet 5 meetstoelen, bestaande uit een signaal en een pijler, oprichten van waaruit de polder opgemeten kon worden. Voordat de polder drooggevallen was werden vanaf een schip, op een van te voren door sextantmeting bepaalde plaats, twee zware eiken palen van 8 meter lengte zo diep ingeheid dat er ongeveer 3,5 meter boven de meerbodem bleef uitsteken. Eén van de palen kreeg een signaal van zo'n 7 meter lengte. Rondom de andere paal, de pijler, werd een op 4 kleinere palen steunend platform aangebracht, zodanig dat de pijler geheel vrij bleef van dit plankier. De pijler waaromheen het platform gebouwd was vormde het eigenlijke meetpunt. Door de 7 meter hoge richtpaal naast de meetstoel kon het meetpunt vanaf grote afstand gelokaliseerd worden. De meetstoel was met behulp van Snelliusmetingen, plaatsbepaling door middel van hoekmetingen, in het Rijksdriehoeknet opgenomen. De exacte positie werd bepaald aan de hand van kerk- en watertorens op het oude land. Bron: 40 Jaar landmeten voor het Zuiderzeeproject 1947-1987.

De lijnen van de meetstoel die tijdens de ontginning op deze plek stond waren gericht op de toren van de Rooms-Katholieke Kerk van Kuinre en de Nederlands Hervormde Kerk van Blankenham. De landmeters verrichtten alle meetwerk dat te maken had met de aanleg en inrichting van de Noordoostpolder. De exacte coördinaten van de meetstoelen waren voor hen het ijkpunt bij het vastleggen van bijvoorbeeld het vaarten- en wegenpatroon in de nieuwe polder. Om de waterlozing te bespoedigen werden de vaarten, zijvaarten en tochten al onder water getrokken voordat de polder drooggevallen was. De loop van de kanalen was van tevoren tot in de kleinste details vastgesteld. De landmeters maakten door middel van een sextant een bestek op vaste punten op de wal, d.w.z. zij bepaalden de hoek die de verbindingslijn met die hoek maakte met de lijn noord-zuid die dankzij het kompas aan boord nauwkeurig was vast te stellen. Hadden zij het punt gevonden dan maten zij ter controle de hoeken met een paar andere vaste meetpunten zoals de meetstoelen. Vervolgens werd op het gevonden punt een paal in de zeebodem geslagen. Zo werden lange rijen palen geslagen, palen die het tracé van de kanalen nauwkeurig aangaven. De schippers op de baggermolens kregen de punten waar de palen geslagen waren, aangegeven op hun kaarten. Zij hadden slechts de palen te volgen om te weten waar zij moesten baggeren.

De opgebaggerde klei werd in onderlossers gestort, een drijvende stalen bak waarvan de bodem naar beneden toe kan openklappen. Vervolgens werd de klei gelost in een gebied met onvruchtbare zandbodem. Maar er werd ook zand opgehaald, daar had men ook een bestemming voor. Van tevoren was vastgesteld dat de dorpen op een zandbodem zouden komen, dat maakten heien overbodig. Nu waren de dorpen niet overal gepland op plekken waar de zandbodem aan het oppervlakte kwam. Daarom werd daar de klei weggebaggerd tot op het vaste zand en de zo ontstane kuilen werden volgestort met zand. Zo werd op de plek waar nu Emmeloord ligt de bodem weggebaggerd van 3,50 m tot 6,80 m onder NAP en bij Marknesse van 2,80 m tot 4,50 m beneden NAP. Het zandbed werd op die plekken opgehoogd tot een hoogte van 10 cm tot 100 cm boven het maaiveld.

Toen het laatste gat in de ringdijk gesloten was en de drassige grond boven water kwam te liggen werden de vaarten door de baggermolens opgeschoond. Het slib werd nu niet in bakken afgevoerd, maar via vloeigoten naar de kant van het kanaal. De landmeters gingen met sleden de drassige polder in om het nieuwe land in te meten. Later werden lichte tractoren gebruikt, de zogenaamde 'Bamse' een Volvo-trekker met rupsaandrijving. Met behulp van een theodoliet, een meetinstrument waarmee horizontale en verticale hoeken gemeten konden worden maar geen afstanden, en een boven het riet uitstekende stoel op de slede of 'Bamse' konden de landmeters de plaats, van bijvoorbeeld de as van een weg, ten opzichte van de verschillende meetstoelen bepalen.

Vanwege materiaalschaarste werden de meetstoelen na de oorlog afgebroken. Drie balken in het Kuinderbos was nog het enige wat restte van de stevig gebouwde houten constructie die daar ooit stond. De meetstoel is gereconstrueerd op basis van de nog aanwezige onderdelen. Landschapsbeheer Flevoland, Staatsbosbeheer en de vrienden van Schokland hebben samengewerkt aan deze reconstructie, die in 2000 gebouwd werd op de restanten van de originele meetstoel. Na ruim 20 jaar was de gereconstrueerde meetstoel aan vervanging toe. Om de cultuurhistorie te bewaren bouwden leerling boswachter Patrick Scholten en boswachter Richard Berkhoff samen met stagiaires van Staatsbosbeheer een nieuwe replica van de meetstoel. Op 29 mei 2021 verrichtte wethouder Wiemer Haagsma, die o.a. erfgoed in zijn portefeuille had, samen met boswachter Harco Bergman de opening door het signaal naast de meetstoel overeind te zetten. Met financiële ondersteuning van de gemeente kan het verhaal van de meetstoel verteld blijven worden. Bij de meetstoel staat een infopaneel die bezoekers en passanten uitleg geeft over de functie van meetstoelen.

Vanaf de parkeerplaats aan de Oosterringweg neemt u het schelpenpad richting Burcht. Na 200 m ligt de meetstoel aan de linkerkant.