O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand

O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand
O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand

Plaats: Ens

Locatie: Zoudenbalchstraat 2

Maker: H. en A Thunnissen, A. Kranendonk

materiaal: diverse bouwmaterialen

Jaar: 1955/1956


Beschrijving:

In april 1955 vond de aanbesteding plaats van de Onze Lieve Vrouwe van Altijddurende Bijstandkerk. Aannemersbedrijf Jos. Nijenhuis uit Arnhem was de laagste inschrijver. Het bedrag viel echter ruim ƒ 50.000,- hoger uit dan begroot. Er moesten nieuwe onderhandelingen plaatsvinden. Begin juni werd de bouw definitief gegund aan de firma Nijenhuis. De aannemingssom van kerk, pastorie en onderbouw van de toren bedroeg ƒ 339.392,-. Op maandag 13 juni 1955 startte de bouw.

De ceremoniële eerste steenlegging vond plaats op 23 oktober 1955 om 15.00 uur, door de vicaris-generaal van het aartsbisdom Utrecht, mgr. Theodorus (Daan) Huurdeman (1878-1958). Nadat de in het Latijn gestelde oorkonde voorgelezen was werd deze verzegeld in een loden koker en in de daartoe bestemde stichtingssteen gemetseld. Vervolgens verrichtte mgr. Huurdeman de gebruikelijke kerkelijke zegeningen, waarna hij de stichtingssteen in de muur van het priesterkoor inmetselde. De Nederlandse vertaling van de Latijnse tekst op de oorkonde luidt: "In de Naam van de Allerheiligste en Onverdeelde Drievuldigheid, de Vader, de Zoon en de H. Geest. Amen. In het 1955 ste Jaar van onze Verlossing, terwijl Paus Pius XII de zetel van de H. Petrus bezet, Koningin Juliana in vrede regeert over deze Nederlandse gewesten en Bernardus Joh. Alfrink als Apost. Administrator met wijsheid het Aartsbisdom Utrecht bestuurt, waarvan de Bisschopszetel door de Dood van Johannes Kardinaal de Jong vacant is, is er een begin gemaakt met de bouw van deze parochiekerk onder de titel en onder aanroeping van Onze Lieve Vrouwe van Altijddurende Bijstand, tot meerdere eer van God en tot heil der zielen. Het werk werd opgedragen door Pastoor Franc. Alb. Gilsing en door de kerkmeesters Franc. Nicolaas van Terheyden en Petrus Jacobus v.d. Dries. Volgens een ontwerp van de Architect Antonius van Kranendonk heeft Joseph Neyenhuis het werk aangenomen. Deze eerste steen werd met plechtig ceremonieel gelegd door Mgr. Theod. Huurdeman, Vic. Generaal van het Aartsbisdom, in hetzelfde jaar op de 23 ste van de maand october in tegenwoordigheid van Antonius Grimmelikhuizen past. te Vollenhove, Franc. Bernardus Koopmans Kraggenburg, Theodorus Morselt past. te Emmeloord, van de aannemers van dit werk en van een grote menigte gelovigen. Moge ’t werk gezegend en voorspoedig verlopen. Ter bevestiging van het bovengenoemde, hebben de getuigen van deze plechtigheid dezelfde dag dit stuk met hun namen ondertekend". De oorkonde was getekend door de negen, in de oorkonde genoemde personen. Bron: De Noordoostpolder.

De katholieke geschiedenis in de Noordoostpolder heeft zijn wortels op Schokland. In november 1842 kwam daar in het buurtschap Emmeloord, de St. Michaëlkerk gereed. De kerk was nog geen 16 jaar oud toen het eiland in 1859 werd ontruimd. Alle gebouwen moesten worden afgebroken. De St. Michaëlkerk was gefinancierd door de Staat maar stond op grond die eigendom was van het bisdom Utrecht. Daarom werd overeengekomen dat het bisdom de kerk mocht afbreken en in ruil daarvoor de grond over deed aan de Staat. Op 20 oktober 1859 ondertekende de bisschop van Utrecht mgr. Johannes Zwijnsen het opheffingsbesluit. De aartsbisschop schonk het kerkgebouw aan de in 1860 opgerichte St. Brigitta parochie in Ommen. De kerk op Schokland werd in 1860 afgebroken en steen voor steen in Ommen opgebouwd. Na 78 jaar werd op 26 juni 1939 in Ommen een nieuw kerkgebouw in gebruik genomen. De oude kerk werd na de Duitse inval in 1940 afgebroken om inkwartiering te voorkomen. De stenen werden hergebruikt voor de bouw van een kippenhok aan de Hessenweg West in Ommen. Dertig bakstenen van de oude kerk van Schokland werden gebruikt voor de omlijsting van de stichtingssteen van de O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstandkerk.

Het Latijn kent twee verschillende begrippen die het kerkgebouw aanduiden, 'domus dei', dat 'huis van God' betekent en 'domus ecclesiae' wat 'huis van samenkomst' wil zeggen. Een rooms-katholieke kerk is per definitie een 'domus dei die de eeuwige, sacramentele aanwezigheid van God belichaamt. Daarom moet een katholieke kerk voordat hij in gebruik genomen wordt, eerst gewijd worden. Op 8 augustus 1956 verrichtte de op 11 mei 1956 tot bisschop van Groningen gewijdde mgr. Pieter Antonius Nierman (1901-1976), de plechtige consecratie van de Onze Lieve Vrouwe van Atijddurende Bijstand. Eén van de belangrijke handelingen was het zalven met chrisma, heilige olie, van de ‘wijdingskruizen’, voor elke apostel één. De 12 stenen, ook wel apostelkruizen of consecratiekruizen genoemd, bevinden zich rondom in de kerk, op ongeveer ooghoogte. De consecratie betekent dat het gebouw alleen nog voor de eredienst bestemd is. Protestantse kerkgebouwen zijn in tegenstelling tot rooms-katholieke niet gewijd. In de protestantse traditie is het kerkgebouw een domus ecclesiae, oftewel een huis waar de gemeenschap samenkomt en naar het woord van God luistert. 

De O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand, die plaats biedt aan 450 personen, domineert de Baanhoek. Door de ligging en de statige architectuur is deze kerk het belangrijkste gebouw in Ens. De naam van de kerk verwijst naar een titel van Maria, die in verband staat met een Byzantijns icoon met dezelfde naam. Het ontwerp van de traditionalistische, op vroeg-christelijke voorbeelden geïnspireerde, kerk is van de architecten A. van Kranendonk en H. en A. Thunnissen. De kerk kent een sobere vormgeving, een belangrijk kenmerk van de zogenaamde Delftse Schoolstijl. Bij de O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand zijn de klassieke basilica-verhoudingen toegepast. Het in grijs genuanceerde baksteen opgetrokken kerkgebouw heeft een 15 m hoog, langwerpig schip dat onder een zadeldak staat en lagere zijbeuken met lessenaarsdaken. De daken zijn gedekt met grijsbruine dakpannen. De kerk heeft een lage entree, die de gelovige ‘voorbereid’ op de hoge kerkzaal. Het belang van de ‘overgang’ van buiten naar binnen is kenmerkend voor de katholieke kerken in deze periode. Er is dan ook veel aandacht besteed aan de vormgeving van het ingangsportaal dat lijkt op een houten loggia, een overdekte galerij. 
 
In het interieur werd voorzichtig de nieuwe zakelijk­heid toegelaten, doordat de schokbetonnen draagconstructie tussen middenschip en zij­beuken uitdrukkelijk in het zicht bleef als een transparant scherm. De architecten braken hier met de oude ideologie van de Delftse school, waarin beton als onedel materiaal werd beschouwd. De O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand is een langskerk. In deze kerken wordt de diepte-as van de kerkzaal benadrukt door de aandacht te richten op het liturgisch centrum. Door de entree van de kerkzaal recht tegenover dit centrum te plaatsen wordt het blikveld naar het liturgisch centrum geïntensiveerd. Door middel van lichtinval wordt de lengtewerking versterkt. In de O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand is sprake van een tweedelig hoofdaltaar. De kerk is gewijd in een tijd dat de priester de mis opdroeg met de rug naar de kerkgangers. Het hoogaltaar was tegen de achterwand geplaatst. Sinds het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965) draagt de priester de mis op aan een losstaande altaartafel, het volksaltaar, die later vóór het het hoofdaltaar geplaatst is. Het houten volksaltaar hoort bij het natuurstenen hoogaltaar en moet als het verlengde ervan beschouwd worden.

Katholieke kerken werden traditiegetrouw voorzien van monumentale kunstwerken en glas-in-loodramen. In de façade is een roosvenster aangebracht, een cirkelvormig raam met rozetvormig maaswerk met daartussen blank glas. Onder dit ronde venster is het orgel op het oksaal, het orgelbalkon, geplaatst. Het kerkorgel, dat in 1957 gebouwd is door de Rotterdamse orgelbouwers Valckx & van Kouteren, is zo gebouwd dat het pijpwerk het grote roosvenster grotendeels vrijlaat. Het symmetrisch vormgegeven orgel heeft, zoals alle katholieke kerkorgels uit die tijd, een 'open' front, wat wil zeggen dat het geen omsluitende orgelkast heeft. Tot ver in de jaren 1960 behoorden de nieuw gebouwde orgels tot de vooroorlogse traditie van katholieke orgelbouw; geen majestueuze instrumenten maar goed uitgeruste orgels voor de begeleiding en omlijsting van meerstemmige koorzang. Namens de Katholieke Klokken- en Orgelraad (KKOR), een door het aartsbisdom opgericht instituut dat zich bezig houdt met adviezen en keuringen van klokken en orgels, was pater dr. P.J. de Bruyn (1911-1995) adviseur tijdens de bouw van het Valckx & van Kouteren orgel. Hij heeft tevens de inspeling verzorgt. Pater de Bruyn was directeur van de afdeling kerkmuziek van het conservatorium van Tilburg.
 
In de kerk hangen kruiswegstaties van mozaïek die een beeld geven van het lijden van Christus. Daarnaast bezit de kerk geschilderde kruiswegstaties die na het sluiten van de Sint Martinuskerk in Foxham (Hoogezand-Sappermeer) in 1991 naar Ens werden overgebracht. De 14 kruiswegstaties zijn tussen 1904-1909 geschilderd door de Nederlandse kunstschilder Franciscus Hermanus Bach (1865-1956). De officiële schrijfwijze van zijn achternaam is Bachg, maar naar verluidt kwam Bach daar zelf pas op latere leeftijd achter. De kruiswegstaties worden in de O.L. van Altijd Durende Bijstand bewaard in een ruimte bij de sacristie.
 
De vierkante toren van 35 meter hoog is geïnspireerd op de Italiaanse campanille, een klokkentoren die naast een kerkgebouw staat maar er geen bouwkundig onderdeel van uitmaakt. Het woord komt uit het Italiaans en is afgeleid van campana (klok). De toren is doormiddel van een klein tussenlid met het kerkgebouw verbonden. Vaak was de doopkapel een met de hoofdruimte verbonden uitbouw. In de O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstandkerk is het doopvont in de onderbouw van de toren geïntegreerd. De twee klokken, die in de toren hangen, zijn gegoten bij klokkengieterij Petit & Fritsen in Aarle-Rixtel en geleverd door de firma Th. Hogen & Zn. uit Duivendrecht, die na de Tweede Wereldoorlog gedurende een korte periode klokken van Petit & Fritsen verhandelde. In de gieterij en nadat ze in de toren gehangen waren zijn de bronzen klokken gekeurd door de KKOR. De grootste klok, die gewijd is aan 'Franciscus', weegt 280 kg en heeft een doorsnede van 78 cm. De slagtoon is C. De kleinste klok, die traditiegetrouw aan 'Maria' gewijd is, weegt 180 kg en heeft slagtoon D. De toonhoogte van beide klokken was afgestemd op de toonhoogte C3 van de klok van de Nederlandse hervormde kerk, die sinds 7 september 2000 weer in de dakruiter van Waterstaatkerk op Schokland hangt.
 
De kerktoren is bekroond met een Latijns kruis van smeedijzer, voor christenen het symbool van het lijden en sterven van Jezus. Ook op het kerkgebouw staat een soortgelijk kruis. Toen de kerk in april 1956 onder de kap was kon het kruis op het hoogste punt worden opgericht. De heer Stef Wink van Van der Sluis Agri B.V. wist te vertellen dat de kruizen bij smederij Wink gemaakt zijn. Op 16 november 1943 opende kamp Ens II. De eerste ondernemers vestigde zich toen in Ens. Nadat de bouw van Ens in 1948 van start was gegaan, kreeg de weduwe van smid Wink van de Directie Wieringermeer afd. Noordoostpolderwerken toestemming om per 1 januari 1949 een smederij aan de Zuiderringweg in Ens te starten. De straatnamen Smidse, Aambeeld en Hoefijzer herinneren aan deze smederij. 
 
De zijbeuk aan de noordoostelijke langszijde van het kerkgebouw bevat een binnen een omlijsting van grijze natuursteen staande deur met daarboven in een kepervormige nis een reliëf van Madonna met Kind dat gemaakt is door Gerard Héman. 
 
Het kerkgebouw is op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst. De O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand is van cultuurhistorisch belang vanwege de oorspronkelijke functie en als bijzondere uitdrukking van het geestelijk leven in de Noordoostpolder. Het gebouw is van architectuurhistorisch belang vanwege de afgewogen vormgeving van in- en exterieur en de samenhang ertussen, en vanwege de toegepaste bouwstijl. De kerk heeft stedenbouwkundige en ensemblewaarde vanwege de situering, als essentieel en beeldbepalend onderdeel van de stedenbouwkundige aanleg, als onderdeel van een complex en vanwege de visuele en functionele relatie met de nabijgelegen voormalige noodkerkBron: Overzicht gemeentelijke monumenten 2013. Bekijk hier op pag. 36 een uitgebreide beschrijving van het monument. Op reliwiki kunt u foto's van het exterieur en het interieur van de kerk bekijken. 
 
Architecten
 
Henri Johannes Wilhelmus Thunnissen werd op 19 juni 1890 in Nijmegen geboren, volgde de H.B.S. en studeerde in 1914 af als bouwkundig ingenieur aan de Technische Hogeschool te Delft. Thunnissen begon rond 1916 zijn architectenbureau in Den Haag. Na de Tweede Wereldoorlog associeerde H.J.W. Thunnissen zich met zijn schoonzoon en architect Antoon van Kranendonk. Van Kranendonk werd op 17 februari 1917 in Brielle geboren. In 1937 ging hij aan de Technische Hogeschool in Delft bouwkunde studeren. Hier studeerde hij in 1945 af als bouwkundig ingenieur. Zoon André Wilhelmus Petrus Thunnissen, geboren in 1921, studeerde eind jaren 1940 eveneens aan de Technische Hogeschool te Delft en voegde zich in 1951 bij zijn vader en Van Kranendonk om bureau Thunnissen-Van Kranendonk-Thunnissen in Den Haag te vormen. Tezamen ontwierpen ze enkele decennia lang hoofdzakelijk voor katholieke opdrachtgevers. Thunnissen sr. was een gewelven expert. In die hoedanigheid was hij in 1956 voorzitter van een internationale commissie die zich bezighield met de restauratie van het Heilig Graf in Jeruzalem. Bij veel opdrachten werkte André Thunnissen nauw samen met Antoon Van Kranendonk. De 'polderkerken' te Middenmeer (1953), Ens (1956) en Luttelgeest (1956) getuigen van een traditionalistische en ingetogen sfeer. Dat het Delftse traditionalisme onder de katholieken in trek was bewijst een passage van Henri Thunnissen in het Katholiek Bouwblad uit 1953: "De invloed van deze Delftse hoogleraar [Granpré Molière] is groot, niet alleen doordat hij verschillende architecten heeft opgeleid, maar vooral door zijn enorme activiteit op het gebied van de kerkelijke kunst. Mede door die invloed [...] is het tegenwoordig mogelijk geworden, dat architecten in groepen samenwerken, elkaar met raad steunen en daardoor de kerkelijke kunst bevorderen". Henri Thunissen was in de jaren 1950 redacteur van het Katholoek Bouwblad. Vanaf 1960 begon het bureau Thunnissen-Van Kranendonk-Thunnissen meer moderne invloeden toe te laten, mede onder invloed van M.J. Becka, een gevluchte Hongaarse architect die het bureau in 1963 kwam versterken. In dat jaar trad Thunnissen sr. uit het bureau. Henri J. W. Thunnissen overleed in 1978. Antoon Kranendonk overleed in 1991. André Thunnissen overleed op 7 februari 2014 op 92-jarige leeftijd. André was samen met zijn broer Harry in 1938 Nederlands kampioen tafeltennis heren dubbel en in 1942 Nederlands kampioen enkelspel.