De Hoeksteen

De Hoeksteen
De Hoeksteen De Hoeksteen De Hoeksteen De Hoeksteen

Plaats: Emmeloord

Locatie: Nagelerstraat 2a

Maker: Sybold van Ravesteyn

materiaal: baksteen

Jaar: 1951 - 1952


Beschrijving:

Door de schaarste aan bouwmaterialen kwam de kerkbouw in de Noordoostpolder pas vrij laat op gang. Terwijl de Directie Wieringermeer woningen, winkels en andere gebouwen in de polder ontwierp, werden de kerken door de kerkgenootschappen zelf gebouwd. Op 19 maart 1951 werd de eerste paal geslagen voor de Nederlands Hervormde kerk in Emmeloord, de eerste definitieve Hervormde Kerk in de Noordoostpolder. Op 28 mei konden de bouwvakkers van de firma van Oordt uit Vriezenveen beginnen met het metselen van de eerste stenen. Het gebouw is in opdracht van het Bestuur van het Zuiderzeefonds van de Nederlandse Hervormde Kerk ontworpen door Sybold van Ravesteyn. De kerk is gebouwd in traditionele stijl met Romaanse en Oud-Hollandse details. Van Ravesteyn stond bekend als ontwerper van een aantal NS-stations. Nog nooit eerder had hij een kerk ontworpen. Misschien dat daarom de Directie Wieringermeer de nodige kanttekeningen bij dit ontwerp plaatste. A.D. van Eck, hoofd van de bouwkundige afdeling, stelde voor om de 20,60 meter hoge toren tot 25,20 meter te verhogen, 9 cm hoger dan die in Marknesse. Van Eck vond dat de kerktorens een dominante positie in het stadsbeeld moesten innemen. Ook in de vorm van de ramen moesten veranderingen komen. De totale stichtingskosten, inclusief aankoop grond, meubilair, centrale verwarming, luidklok en uurwerk, bedroegen ƒ 497.000,-. De financiering is voor een deel door het Zuiderzeefonds der Nederlands Hervormde kerken bekostigd, het resterende deel is door de Nederlands Hervormde Gemeente 'de Noordoostpolder' zelf bijgedragen. In 1943, toen men nog uitging van één centrumplaats en vijf dorpen, had de Nederlands Hervormde Kerk al een plan opgesteld voor de financiering van de kerkbouw in de Noordoostpolder. In Het Vaderland van 15 februari 1943 staat het volgende: "Het Zuiderzeefonds, ingesteld door de Ned. Hervormde Kerk, heeft voor den kerkbouw in den N.O.-polder een plan ontworpen, volgens hetwelk de provinciën de kosten zullen dragen. In totaal is een bedrag van ƒ 500.000 noodig t.w. ƒ85.000 voor den bouw van een kerk te Emmeloord (het hoofddorp), ƒ 300.000 voor vijf kantoren in de overige dorpen van den polder, ƒ 60.000 voor zes cathechisatiegebouwen, ƒ 30.000 voor zes pastorieën en ƒ 25.000 voor algemene onkosten. Volgens het plan moeten de provincie Zuid-Holland zorgen voor het dorp Espel, Gelderland voor Nagele, Overijssel voor Marknesse, de drie Noordelijke provinciën voor Emmeloord, Zeeland en Utrecht voor Rutten en Noord-Holland, Brabant, Limburg en de Waalsche gemeenten voor Ens". Op 10 mei 1949 staat in de Leeuwarder Courant: "Uit het jaarverslag over 1949 van het (Ned. Herv.) Zuiderzeefonds blijkt dat in 8 jaars tijds thans totaal ontvangen is een bedrag van ƒ 381.960, hetgeen neerkomt op 49 pct. van hetgeen voor dit doel door de classes werd gevraagd. Oorspronkelijk dacht men te kunnen volstaan met een benodigd bedrag van rond de ƒ 400.000. De naoorlogse duurte heeft het bedrag evenwel eenerzijds aanmerkelijk verhoogd, doch ook het feit dat niet zes, maar tien kerken in de Noordoostpolder dienen te worden gebouwd, benevens de nodige pastorieën, hebben het bedrag ongeveer verdubbeld. […] Het verslag wekt op tot steun aan het Zuiderzeefonds, met de vraag, dat de N.H. Kerk in haar geheel althans zes kerken met bijbehorende gebouwen voor haar rekening zal nemen, teneinde deze schuldvrij aan de centrale gemeente in de Noordoostpolder te kunnen overdragen. Er blijft dan voor de nieuwe gemeente zelf nog de zorg voor de vier overige kerken"

Op 31 oktober 1951 werd de vlag geplaatst ten teken dat het hoogste punt bereikt was. Na de bouw van een jaar werd de kerk 'De Hoeksteen' met pastorie en bijbehorende garage opgeleverd. De namen die aan hervormde kerken gegeven worden zijn gerelateerd aan passages uit de bijbel. De naam Hoeksteen is terug te voeren op het Nieuwe Testament, waar hij tweemaal voorkomt. In de Bijbeltekst 1 Petrus 2:6 lezen we: Want er staat in de Boeken: "Kijk, Ik leg in Jeruzalem een kostbare bouwsteen neer, die Ik heb uitgekozen. Die steen wordt de belangrijkste bouwsteen van mijn huis. Iedereen die op Hem vertrouwt, zal nooit in Hem teleurgesteld worden". In Efeze 2:20 staat: "Gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen". Voorafgaand aan de plechtige inzegening op 21 februari 1952 van de Hoeksteen, werd in de hal van het kerkgebouw door ds. C.D. van Noppen, voorzitter van het Zuiderzeefonds van de Nederlandse Hervormde Kerk, een gedenksteen onthuld met daarop de tekst: "Jezus Christus is de uiterste hoeksteen". Na de plechtige dienst droeg de voorzitter van de Generale Synode van de Nederlands Hervormde Kerk de sleutel van het gebouw, het doopvont en de bijbel over aan de kerkenraad. Als lid van de Orgelcommissie van de Hervormde Kerk droeg oudminister staatsraad mr. W.F. Schokking, namens het moderamen der Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk, het orgel over. Op zondag 24 februari werd de eerste dienst gehouden. In de toren hangt een luidklok waarop de tekst "Hoort des Heren Woord" is aangebracht.

De Nederlands Hervormde gemeente Emmeloord bezit eeuwenoud avondmaalszilver dat afkomstig is van de Protestantse gemeente van St. Eustatius. In de Leeuwardercourant van 27 januari 1951 lezen we: "[…] Tegenwoordig behoort het merendeel van de bevolking van St. Eustatius tot de katholieke kerk, maar vroeger is er een protestantse gemeente geweest. Deze bezat een zilveren avondmaalstel bestaande uit een bord, twee bekers en twee schalen. In de loop der jaren is de kleine gemeente uitgestorven en in 1932 werd het avondmaalszilver door de vlootpredikant ds. J. van der Giessen naar Nederland gebracht. Hij overhandigde het zilver aan de Algemene Synode der Nederlands Hervormde Kerk en deze schonk het in 1944 aan de Ned. Hervormde gemeente van Emmeloord […]". Op pagina 240 van 'Kerk en religie op de Bovenwindse Eilanden der Nederlandse Antillen' staat te lezen: "[…] In de jaren dertig van de 20ste eeuw bracht een vlootpredikant het nog op St. Eustius aanwezige avondmaalszilver naar Nederland terug, waar het op 8 Januari 1932 aan de Synode werd overhandigd […]".  

Architect van Ravensteijn was destijds lid van de Groep 32. Deze architecten vonden dat het functionalisme in het Nieuwe Bouwen teveel was doorgeschoten. Naast functie vonden zij vorm en schoonheid ook belangrijk. De zaalkerk, een eenbeukig, rechthoekig kerkgebouw, is opgetrokken uit roodbruine baksteen. In het metselwerk is een gesneden voeg toegepast. Bij de gesneden voeg worden er inhammen gesneden in de voeging, waardoor deze sierlijker en meer ingetogen oogt. De schaduwwerking van de steen is hierdoor speelser. Het kerkgebouw heeft vele decoratieve elementen van sierbeton en baksteen. Karakteristiek zijn de profielstenen langs de dakranden. Boven de toegangsdeur is een cirkel in siermetselwerk zichtbaar. Twaalf stenen rond twee gekruiste bakstenen, die symbool staan voor Christus en de twaalf apostelen. In de achtergevel is dezelfde versiering aangebracht. Door de toepassing van deze decoraties is een voor de Noordoostpolder bijna frivool eindresultaat bereikt. De bakstenen muren dragen een zadeldak dat met verbeterde Holle pannen is gedekt. Ook het ingangsportaal heeft een met pannen belegd zadeldak. De kerktoren staat buiten de zijgevel, dusdanig dat vanuit verschillende gezichtspunten een harmonische verhouding van toren en kerk is verkregen. Daarnaast harmonieert de zadeldaktoren fraai met de zadeldaken van de kerk en het voorportaal. De klokkentoren, die door middel van een tussenlid met de kerk verbonden is, was de eerste kerktoren die in de Noordoostpolder gereed kwam. De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog mochten er geen kerktorens bij de kerken gebouwd worden. Pas na 1950 mochten er alleen kerktorens gebouwd worden als kerkbesturen die zelf bekostigden. De pastorie en nevenruimten liggen aan de linkerzijde van de kerkzaal. 

De kerkzaal is veertien meter hoog. In de zijgevels van het schip zijn aan weerszijden zes neobarokke ronde vensters aangebracht, die het interieur door het ongekleurde glas in een helder en toch niet overdadig licht zetten. Alles in deze kerk was gericht op de kansel die zich in het midden van de westwand bevond. De lessenaar, die links van de kansel stond, was in de zelfde stijl gehouden als het doopvont. Het dak wordt geschraagd door zeven fraaie sobere bogen die vanuit de zijwanden de ruimte overkoepelen en een herhaling zijn van het boogmotief van de ramen, die Ravesteyn ook bij het oude spoorwegstation in Den Bosch had gebruikt. Het getal zeven staat in de Bijbel symbool voor compleetheid. 

In 1951 bouwde Willem van Leeuwen (1903-1992) uit Leiderdorp een orgel, met mechanisch VEKA-laden systeem. Het instrument werd gebouwd onder toezicht van de landelijke orgelcommissie der Nederlandse Hervormde Kerk. Organist Lambert Erné trad op als adviseur. De orgelkas is ontworpen in een aan de Delftse School verwante stijl. Uit de aantekening van Erné blijkt dat over het ontwerp overleg is gepleegd met architect Van Ravesteyn. Daarnaast komt uit de aantekeningen naar voren dat de orgelkas, gezien het materiaal, een anti houtworm behandeling moest ondergaan, Na een jaar bleek dat het geluid van het orgel voor de grote kerk niet aan de wensen voldeed, het was te klein voor de kerkzaal. Uit het overzicht van stukken uit het orgelarchief van Lambert Erné werd duidelijk dat tussen 20 december 1954 en 25 november 1955 meerdere offertes door Van Leeuwen zijn uitgebracht. In eerste instantie voor uitbreiding, later voor een geheel nieuw orgel. Op 20 maart 1956 verstrekte de orgelcommissie de opdracht voor de bouw van een nieuw orgel aan de fa. Willem van Leeuwen Gzn. Het te kleine orgel werd door Van Leeuwen gedemonteerd. In 1956 werd het binnenwerk in een nieuwe orgelkas in de nieuw gebouwde Ontmoetingskerk in Creil geplaatst. De fa. Van Leeuwen bouwde, in de oude orgelkas, een nieuw mechanisch sleepladen-orgel, dat op 10 juli 1957 met een bespeling door organist Willem Hülsmann uit Amersfoort in gebruik werd genomen. De heer mr. F.W. Schokking, de voorzitter van de orgelcommissie der Nederlands Hervormde Kerk droeg het instrument over aan de gemeente. Het pijporgel bezit 9 stemmen, waaronder een mixtuur 6-8 st, op het hoofdwerk, 8 stemmen op het rugwerk en 6 stemmen op het pedaal. De kleine, naar voren springende kast met pijpen, onderaan, is het zogeheten rugwerk. Daarachter zit de organist, met zijn rug daarnaartoe, vandaar de naam. Het hoofdwerk bevindt zich boven het rugwerk en wordt geflankeerd door twee pedaaltorens. Met het onderste klavier bespeelt de organist het rugwerk en met het bovenste manuaal het hoofdwerk. In september 1959 brachten internationale orgelbouwers een bezoek aan Emmeloord. De Friese Koerier plaatste het volgende verslag: "Een gezelschap van 70 internationale orgelbouwers heeft een bezoek gebracht aan de Noordoostpolder en Emmeloord, waar men heeft geluisterd naar het nieuwe orgel in de Ned. Herv. kerk. Dit orgel werd bespeeld door de bekende organist van de Nieuwe Kerk te Delft, de heer J. van der Berg. De orgelbouwers waren het er wel over eens dat hier een schitterend orgel is gebouwd, en ongetwijfeld kan dit instrument beschouwd worden als een van de beste orgels van Van Leeuwen uit Leiderdorp die dit orgel vervaardigde". Het orgel vormt een sluitend geheel met de wandbetimmering. In 1983 voerde Kaat en Tijhuis Orgelmakers uit Kampen een restauratie aan de pedaallade uit, waarbij het VEKA-sleepsysteem werd verwijderd. Daarnaast vond een uitgebreide herintonatie plaats. Een jaar later werd eveneens door Kaat en Tijhuis het rugwerk gerestaureerd na verzakking van de orgelgalerij. In eerste aanleg is het Van Leeuwen-orgel het toppunt van een neobarokinstrument. Ondanks de later aangebrachte aanpassingen en verbeteringen verloochent het pijporgel zijn doordringende, hoekige klank niet. Kijk hier voor foto's en de dispositie van het orgel. 

Gesprekken over samenwerking op het gebied van de kerkbouw tussen de hervormde gemeente in Emmeloord en de doopsgezinden in de Noordoostpolder heeft er toe geleid dat de Hoeksteen in 1962 werd uitgebreid met een vleugel die een kerkruimte en twee vergaderzalen bevat. De Doopsgezinden konden iedere zondag over de vleugel beschikken. De Hoeksteen is vanwege de architectuurhistorische waarde als een bijzondere uitdrukking van naoorlogse kerkarchitectuur, het bijzondere materiaalgebruik en de detaillering door de gemeente Noordoostpolder op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst. Bekijk hier vanaf pag. 10 een uitgebreide beschrijving van het monument.

Op 1 januari 2003 zijn de Hervormde Gemeente te Emmeloord en de Gereformeerde Kerk te Emmeloord een federatie aangegaan onder de naam Samen op Weg Emmeloord. In 2006 is het kerkgebouw De Hoeksteen, zonder de pastorie, verkocht aan de Christelijk Gerefomeerde Kerk van Emmeloord. Na een flinke renovatie werd het kerkgebouw op 7 december 2006 door de Chr. Geref. Kerk in gebruik genomen. De aankoop en verbouwing van het kerkgebouw zijn binnen het budget van € 800.000,- gerealiseerd. De Hoeksteen is een gemeentelijk monument. Dat gaf wat extra budgettaire mogelijkheden door de subsidies waarvan de kerk maximaal gebruik heeft gemaakt. Bij de renovatie bleef het kerkgebouw, vanwege de monumentenstatus, van buiten onaangetast maar werd het van binnen compleet vernieuwd. Er is heel veel geschilderd. De kerkzaal toont zich nu in blakend wit, waar dat eerst veel somberder was. Het inrichtingsplan is door architectenbureau K4 opgesteld. De twee nieuwe hoofdkleuren zijn blauw en wit. De plafonds en muren zijn wit, delen van de vloer, de kussens van de stoelen en de akoestische achterwand bij het orgel blauw. Het front van het orgel werd wit geschilderd. De zijbanken en banken op de galerij zijn nog een deel van het oorspronkelijke meubilair. De rest van de banken is vervangen door stoelen. De oude avondmaalstafel uit Het Baken, met daarin verwerkt het doopvont, doet nu in de hal dienst als gedachtenistafel. 
 
Bronnen: Kerkopbouw en kerkbouw in de IJsselmeerpolders, Architectuur en stedebouw in Flevoland en Overzicht gemeentelijke monumenten.

Architect

Sybold van Ravesteyn  werd op 18 februari 1889 in Rotterdam geboren, maar is bekend als Sybold van Ravensteyn. Van huis uit kreeg hij belangstelling voor kunst en cultuur mee. Zijn moeder was zeer muzikaal en met zijn vader bezocht hij geregeld tentoonstellingen. Na zijn HBS examen in 1909 studeerde hij civiele technieken aan de Technische Hogeschool in Delft. In 1912 behaalde hij het diploma civiel-ingenieur en ging hij werken bij de Dienst van Weg en Werken van de Maatschappij tot Exploitatie van de Staatsspoorwegen in Utrecht. Aanvankelijk bestond zijn taak voornamelijk uit het doorrekenen van allerlei constructies. Daarnaast vergrootte hij door zelfstudie zijn kennis van het toen nog nieuwe materiaal gewapend beton. Daarnaast begon hij voor eigen gebruik meubels te ontwerpen, eerst in een aan de Amsterdamse School verwante vormgeving en later geïnspireerd op 'De Stijl'.

In 1921 kreeg hij bij de Dienst van Weg en Werken van de Maatschappij tot Exploitatie van de Staatsspoorwegen een aanstelling als architect. In 1924 ontstond het eerste architectonische ontwerp van zijn hand, een goederenloods met kantoren in Arnhem. In 1931 kreeg Van Ravesteyn van de NS de eerste opdrachten voor de bouw van enkele stations in Zuid-Limburg. In 1939 begint hij in Rotterdam een eigen bureau. Zijn werk bij de Nederlandse Spoorwegen zet hij daarnaast gewoon voort. Tussen 1930 en 1960 was Van Ravesteyn beeldbepalend voor de spoorwegarchitectuur in de zuidelijke helft van Nederland. Het laatste station van zijn hand, station Bergweg in Rotterdam (1960), is in 2016 verbouwd tot restaurant.

Hoewel hij aanvankelijk heel zakelijke en functionele ontwerpen maakte, ging hij in de jaren dertig meer versieringen aanbrengen in zijn gebouwen. Door buitenlandse reizen raakte hij in de ban van monumentale vormgeving, gebogen lijnen en de Barokke architectuur. Hij ging de moderne architectuur combineren met op de barok geïnspireerde krullen en versieringen. In 1938 zegde van Ravesteyn zijn lidmaatschap van 'De 8 en Opbouw' op, waarvan hij negen jaar lid was geweest en werd lid van de Groep 32. Deze groep architecten deed een poging de classicistische Barok nieuw leven in te blazen. Hun bouwwerken zijn te herkennen aan gebogen muren en kromme lijnen.

De ontwerpen van Van Ravesteyn zijn soms hypermodern (Centraalstation, Rotterdam) en soms uiterst traditioneel (de Hoeksteen, Emmeloord). De architect werkte veel met moderne materialen zoals glas, staal en beton. Grandeur (grootsheid), monumentaliteit en ornamenten vormden voor Van Ravesteyn een wezenlijk onderdeel van de architectuur. Naast zijn betrekking bij de Nederlandse Spoorwegen had hij een eigen architectenpraktijk.

Sybold van Ravesteyn heeft een reeks stations gebouwd waarvan er ondertussen al velen drastisch zijn verbouwd of gesloopt. Van Ravesteyn ontwierp in 1940 Diergaarde Blijdorp in Rotterdam. In Dordrecht vind je het kantoorgebouw 'De Holland van 1859' (1939), in Emmeloord 'de Hoeksteen' (1952) en 'de Vermaning' (1962). Tussen 1947 en 1963 ontwierp Van Ravesteyn voor de oliemaatschappij Purfina een twintigtal, bewust modern vormgegeven betonnen benzinestations. Zijn laatste uitgevoerde werk was het stationspostkantoor in Nijmegen (1964).

In 1952 gaat Van Ravesteyn bij de Nederlandse Spoorwegen met pensioen, blijft wel ontwerpen voor particuliere opdrachtgevers. Sybold van Ravesteyn overleed op 23 november 1983 op 94-jarige leeftijd in Laren (N.H.).