Ontmoetingskerk
Plaats: Creil
Locatie: Graaf Florislaan 22
Architect: C.W. Schaling
materiaal: baksteen, dakpannen, glas
Jaar: 1955-1958
Beschrijving:
De verzuiling kreeg ook in Creil welbewust gestalte met de bouw van drie kerken. In 1955-1958 werd in Creil een Nederlands Hervormde kerk gebouwd in opdracht van het Bestuur van het Zuiderzeefonds van de Nederlandse Hervormde Kerk naar een ontwerp van architect Cornelis Wilhelmus Schaling uit Amsterdam. De bouw werd gegund aan de fa. Ooms uit Ens voor de som van ƒ 268.000,-. Op 4 augustus 1955 ging de eerste spade de grond in. Veel gemeenteleden en genodigden keken op de ochtend van maandag 9 juli 1956 toe hoe Sophia, de 5-jarige dochter van kerkvoogd Massink, met een speciaal troffeltje de eerste steen legde op het fundament van het in aanbouw zijnde kerkgebouw. Zij was destijds het oudste kind dat in Creil geboren was. De tekst op de stichtingssteen luidt:
Het hoogste punt van de toren werd op 28 februari 1957 bereikt. Deze zesde Hervormde kerk in de Noordoostpolder werd op 20 mei 1958 officieel in gebruik genomen. Nadat de heer Massink namens de kerkvoogdij de kerk had aanvaard, hield ds. A.J. van der Linden een predikatie. Ds. van der Linden was op 19 januari 1958 door prof. Smelink uit Amsterdam bevestigd en deed die dag in de middagdienst zijn intrede in Creil. De kerk kreeg de naam 'Ontmoetingskerk'. De namen van hervormde kerken zijn gerelateerd aan passages uit de bijbel, dit in tegenstelling tot de katholieke kerken die naar heiligen vernoemd zijn. Zo is de naam Ontmoetingskerk een specifieke verwijzing: Jezus is in zijn leven voortdurend de weg van de ontmoeting gegaan. De Ontmoetingskerk kreeg een prominente plaatsing aan de dorpenring, de rondweg door de Noordoostpolder, en is beeldbepalend in het silhouet van Creil.
De generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk hield zich na de Tweede Wereldoorlog actief bezig met de bouw en inrichting van nieuwe kerken aangezien niet de kerkgemeenten, maar het nationale kerkverband de eigenaar van de kerkelijke gebouwen was. Op 9 juni 1947 werd door de Generale Synode de 'Aanwijzingen inzake Kerkbouw' opgesteld. In samenspraak met de bouw- en restauratiecommissie werden in 1954 de standpunten vastgelegd in het rapport 'Beginselen van Kerkbouw'. Volgens dit rapport zou de kerk soberheid, rust, licht zonder nuchterheid en kunstrijke eenvoud moeten uitstralen. Bron: Kerkruimten beleven door Gerdien Duijst.
De Ontmoetingskerk kent een traditionalistische vormgeving die ontleend is aan de Delftse School. Bij het ontwerp van het kerkcomplex is consequent gebruik gemaakt van de rechthoek. Alle bouwmassa's, waarvan de kerkzaal het hoogste is, staan onder een zadeldak dat afgedekt is met blauwgrijze leisteen. De gevels zijn opgetrokken in kleurige gele handvormsteen, een baksteen die is gemaakt door klei in rechthoekige mallen te drukken. Handvormstenen zijn te herkennen aan een grillig en bezand oppervlak. De gevels zijn uitgevoerd in schoon metselwerk in wildverband, een metselverband dat bestaat uit een willekeurige volgorde van koppen en strekken naast elkaar. In langsgevels van de kerkzaal zijn hoog in de gevel een serie vrijwel vierkante ramen aangebracht, die het interieur in een helder en toch niet overdadig licht zetten. De 35 meter hoge kerktoren heeft een vierkante grondvorm en een schuinaflopende voet. In de open lantaarn hangt een door klokkengieterij "Concordia" uit Midwolda gegoten luidklok. Het werk werd in 1956 uitgevoerd door Wolbert Jacob Koek (1912-1989), die de klokkengieterij per 1 januari 1956 had overgenomen van de Gebr. Van Bergen. Naast de gieterssignatuur en het gietjaar staat op de bronzen klok de tekst uit Jeremia 21:29: 'LAND, LAND, LAND, HOOR DES HEREN WOORD'. De luidklok werd op 12 maart 1957 in de toren gehangen aan een gekrukte as. De klok wordt geluid met vallende klepel. Het draaipunt van de klepel hangt gelijk aan het draaipunt van de krukas. Daardoor zwaait de klok minder hoog op en valt de klepel tijdens het luiden op de onderrand van de klok. De kerktoren is met een tussenlid met de kerk verbonden. Via de toegangsdeur in de torenvoet bereikt men de eenbeukige kerkzaal met ziende kap, een kap waarbij de dakconstructie vanuit de eronder liggende ruimte zichtbaar is.
In 'Beginselen van Kerkbouw' werd o.a. uitgebreid gesproken over de inrichting van de ruimte. Daarbij bleven de oriëntatie van ruimte, plaats van het liturgisch centrum, plaatsing van het orgel, kunst, verlichting en zelfs het haantje op de toren niet onbesproken. De kerkzaal van de Ontmoetingskerk is ingericht langs de breedte-as. Het liturgisch centrum is a-symmetrisch tegen de lange achterwand aangebracht. In de jaren 1950 werd de avondmaalstafel in een aparte ruimte geplaatst, die in open verbinding staat met de kerkruimte. In de Ontmoetingskerk was daarvoor in de achterwand van de kerkzaal een nis uitgespaard. In de jaren 1960 werd de avondmaalstafel onder druk van de bouw-en restauratiecommissie van de Ned. Herv. Kerk weer teruggeplaatst naar de kerkruimte. Opzij van de avondmaalstafel staat een stenen kansel, langwerpig van model met daarboven een klankbord, een soort houten luifel boven een preekstoel die ervoor moet zorgen dat de stem van de predikant weerkaatst en zijn stemgeluid zo een groter oppervlak bereikt.
De zeshoekige ramen in de kopgevels van de kerkzaal zijn van de hand van de kunstenaar Berend Hendriks (1918-1997). Kunst was van oudsher geen traditie in de Protestantse kerk, aangezien men zo sober mogelijk wilde belijden. In 'Beginselen van Kerkbouw' werd voor het eerst een pleidooi gehouden voor kunst in de kerk. Als voorwaarde werd gesteld dat kunst speciaal voor de kerk ontworpen moest zijn. Daarnaast moest kunst een didactische functie hebben en een gewijde sfeer uitstralen. De beeltenissen moesten bij voorkeur aan Bijbelse figuren of voorstellingen gerelateerd zijn. In beide ramen, die ongeveer 2,5 m hoog en 2,5 m breed zijn, heeft Berend Hendriks een einde en een nieuw begin afgebeeld. In het raam in de zuidgevel zijn Goede Vrijdag en Pasen gecombineerd. Middenin het raam is een zwart-rood doorboorde linkerhand te zien die naar beneden gericht is, als teken van het lijden van Christus. Hendriks: "Door dat gat zie je in het oneindige, er is geen einde aan het lijden". De kleur zwart verwijst in de bijbel naar lijden en dood, terwijl rood vaak verbonden wordt aan bloed en Goede Vrijdag. Links van de hand zien we wit en allerlei tinten paars en blauw. Wit staat voor reinheid, waarheid, vreugde en feest en verwijst naar Witte donderdag, Pasen en Hemelvaart. Paars is in de Bijbel de koninklijke kleur, de kleur van de 40 dagen of passietijd (tijd voor pasen) en van advent (4 weken voor kerst). Blauw is de kleur van de hemel. Rechtsonder zien we een geel-witte hand die geheven is in het Logos-gebaar, teken van schepping van een nieuw begin. De vingers van de zegenende rechterhand staan symbool voor Zijn twee naturen (wijs- en middelvinger: God en Mens) en voor de Drieëenheid (duim, ringvinger en pink: Vader, Zoon en Heilige Geest). De kleur geel verwijst naar het geloof in de opgestanding van Jezus. De kleur oranje betekent liefde. In het raam in de noordgevel zijn Hemelvaart en Pinksteren te zien. De discipelen onderaan kijken naar de verdwijnende figuur van Jezus, maar tegelijk dalen de lichtende stralen van de Heilige Geest op hen. De ramen zijn een goed voorbeeld van de geabstraheerde figuratieve stijl van Berend Hendriks. Het heeft totaal geen dieptesuggestie; een academische ‘eis’ binnen de traditie van de monumentale kunst.
Het typisch 'neo-barokorgel' werd in 1951 door Willem van Leeuwen (1903-1992) uit Leiderdorp gebouwd voor de Hervormde kerk 'De Hoeksteen' in Emmeloord. Hoewel de term ‘neo-barok’ in de orgelbouw veelvuldig gebruikt wordt, is het feitelijk een foute aanduiding omdat hier in tegenstelling tot andere neostijlen geen sprake is van daadwerkelijk teruggrijpen op de barok. Men wilde een nieuw orgeltype ontwikkelen, met als kenmerk eenvoud en eenheid. En daarmee kwam men qua uitgangspunten uit bij de orgels van de Noord-Duitse barok. Na een jaar bleek dat het twee-klaviers pijporgel met pedaal te klein was voor 'De Hoeksteen'. Het 12 stemmig orgel werd in 1952 gedemonteerd en opgeslagen. In 1956 werd het symmetrisch vormgegeven orgel vervolgens door de firma Willem van Leeuwen Gzn. voorzien van een nieuwe kas en in de Ontmoetingskerk geplaatst op het orgelbalkon boven de ingang van de kerkzaal. De orgelkas werkt als klankkast waardoor het geluid van de orgelpijpen beter samensmelt, wordt versterkt, en door het front naar buiten klinkt. Het front volgt het profiel van de pijpopstelling. De afdekking van de velden en torens is schuin, met de lengte van het pijpwerk mee. Het manuaal van dit kerkorgel heeft een omvang van C-g3 en het pedaal C-f1, dat betekent dat de handklavieren ieder 56 toetsen hebben en het pedaalklavier 30. Voor elke toets is in het algemeen één pijp per register aanwezig. Bij vulstemmen als mixtuur, heeft het orgel meer dan één pijp per toets. Een Mixtuur III-IV wil zeggen dat er 3 (in de bascant: de onderste helft van het klavier) tot 4 pijpen (in de discant: de bovenste helft van het klavier) per toets klinken. Bij de herplaatsing werd de intonatie niet aangepast aan de nieuwe, veel kleinere kerkruimte in de Ontmoetingskerk. Jarenlang waren er klachten over het extreem dunne klankbeeld van het Van Leeuwen-orgel, dat daardoor in de eredienst niet genoeg inzetbaar zou zijn bij het begeleiden van samenzang. Om de klachten te verhelpen is op verzoek van het college van kerkrentmeesters een plan gemaakt voor een dispositiewijziging en herziening van het klankbeeld. Orgelmaker Sander Booij uit Woudenberg heeft het orgel vervolgens in het voorjaar van 2005 gerestaureerd en opnieuw geïntoneerd. Daarbij is onder meer een andere (gebruikte) tremulant geplaatst. Een tremulant is een bewegend onderdeel waarmee de lucht extra in trilling wordt gebracht. Het lijkt op het vibrato van een zangstem. Het gerestaureerde orgel kon op 16 april weer in gebruik genomen worden. In 2000 waren de doorgezakte frontpijpen al gerestaureerd door Gebrs. Reil uit Heerde en voorzien van een ophangsysteem aan staalkabels. Kijk hier voor meer informatie over het orgel.
In 1979 schonk Lubbert (Lub) Loosman een scheepsmodel van een Zuidwal botter aan de Ontmoetingskerk, nadat hij vooraf overleg had gevoerd met de beheerscommissie, waarvan hijzelf deel uitmaakte. Het 50 cm grote hangende spantmodel is gebouwd door de Urker schoenmaker Hendrik Visser (1918-1986), die ook scheepjes voor de Schuilplaats, Maranathakerk en de Jeruzalemkerk op Urk maakte. Het registratienummer UK 77 op het model is afkomstig van het schip van Loosmans grootvader van moederszijde. Tegen een scheepje in de kerk rees aanvankelijk bezwaar van de zijde van de landbouwers onder de kerkgangers. In scheepsmodellen in Nederlandse kerken (1987) schrijft J.M.G. van der Poel: "Zij meenden namelijk dat de schenker, die als kind met zijn ouders van Urk naar de Noordoostpolder was verhuisd, met dit Urker scheepje een wezenvreemd element op het nieuwe land introduceerde. Dit was echter niet de bedoeling van de schenker. Hij schonk het scheepje niet omdat hij op Urk geboren was, maar omdat hij het scheepje zag als symbool van en een herinnering aan de tijd van voor de inpoldering, toen de vissers gevaren en gewerkt hadden op dezelfde plaatsen waar nu het landbouwbedrijf werd uitgeoefend. Met deze opvatting bleek iedereen zich weldra te kunnen verenigen. […] De schenking geschiedde onder de voorwaarde, dat het scheepje aan de schenker of diens nakomelingen zal worden teruggegeven, indien de kerkelijke bestuurders de aanwezigheid van het model in de kerk op een gegeven moment niet langer op prijs zouden stellen".
Cornelis Wilhelmus Schaling werd op 2 januari 1912 geboren in Amsterdam. Hij studeerde bouwkunde aan de TH in Delft onder hoogleraar Frits Eshauzier (1889-1957). Begin jaren 1950 werkte Schaling op het bureau van het architectenechtpaar Joop en Koos Pot-Keegstra. Cornelis Schaling tekende meerdere woningbouwprojecten en de hervormde kerken in Drongelen (1951), Den Dolder (1953) en Creil (1956). De Eindhovense wijk De Nieuwe Erven, waaraan hij mee tekende, werd in 2008 door de gemeente aangemerkt als 'cultuurhistorisch waardevol'.
Vanaf de eind jaren 1950 werkte Cornelis Schaling veel samen met architect Johan Brouwer (1884-1966). In Amsterdam ontwierpen zij diverse portiekflats in Overtoomse Veld (Klinkenbergstraat en Greiverstraat, jaren 1950) en Buitenveldert (bij de A.J. Ernststraat, jaren 1960). Ook de atelierwoningen in de Rapenburgerstraat in het centrum zijn van hun hand.
Cornelis Schaling overleed op 26 december 1972 op 60-jarige leeftijd.