Burgwalkerk
Plaats: Creil
Locatie: Burgwal 11
Architect: Pit van Loo, Sikke van der Mei
materiaal: baksteen, beton, glas, hout
Jaar: 1956
Beschrijving:
In opdracht van de Raad Gereformeerde Kerk in Noordoostpolder startte in juli 1956 de bouw van de gereformeerde kerk vrijgemaakt aan de Burgwal in Creil. De kerk is gebouwd naar een ontwerp van de architecten ir. Pit van Loo en Sikke van der Mei. Het modernistisch vormgegeven complex bestaat uit twee kubistische volumes en behoort tot het type doosvormige kerk. De kerkzaal is het grootst en heeft een rechthoekige plattegrond van 10 x 12 m. De afmetingen van het bijgebouw zijn 10 x 4,5 m. De gevels zijn opgetrokken uit rode en gele baksteen in staand klezoorverband. De Burgwalkerk werd op 20 december 1956 in gebruik genomen. Na de pauze droeg architect ir. Van Loo het kerkgebouw over aan de kerkenraad.
In de kerkzaal van de Burgwalkerk werd in 1980 een pijporgel geplaatst dat oorspronkelijk door de van huis uit gereformeerde orgelbouwer Eppo Rynko Ottes (1941-2021) uit Roden in opdracht van de Gereformeerde Kerk (vrijg.) te Assen gebouwd was voor de Bethelkerk in Assen, waar het op 29 mei 1965 in gebruik werd genomen. Als adviseur van de orgelcommissie trad destijds de heer L.J. Bergwerff Lzn (1914-1996) uit Pernis op. Het mechanisch sleepladenorgel was gebouwd naar principes van orgels uit de 14e en 15e eeuw. Het orgel had één klavier en een aangehangen pedaal. Een pedaal kan een zelfstandig werk zijn, dan heeft het voetklavier een eigen windlade met eigen registers. Maar een pedaal kan ook aangehangen zijn zoals bij het Ottes-orgel het geval is. Een aangehangen pedaal is een permanente koppeling die het pedaalklavier aan het manuaalklavier verbindt. Als de organist de pedaaltoetsen met de voeten beroert, worden de toetsen van het manuaal ingedrukt. De pedaalomvang loopt van C tot d1 (27 toetsen), aangehangen aan de onderste manuaal-toetsen voor het spelen van de basnoten. Het manuaal van het instrument heeft een omvang van C-f3, dat betekent dat het handklavier 54 toetsen heeft. Elk register telt in principe evenveel pijpen. De dispositie was: Manuaal Gedekt 8, Presant 4, Roerfluit 4, Octaaf 2, Cymbel 2 sterk. Pedaal: Duciaan 16. Het symmetrisch vormgegeven instrument had een kast met luiken, die horizontaal was afgedekt. Decoratief houtsnijwerk sloot de ruimte tussen het pijpwerk en de bovenzijde van de orgelkas af. In 1970 werd het Ottes-orgel verkocht aan de Vrijgemaakt Gereformeerde gemeente in Stadskanaal. Tien jaar later verhuisde het naar de Burgwalkerk in Creil, waar het orgel staande in de kerkzaal werd geplaatst. Bron: orgelsindrenthe.nl
Op 1 juli 1995 is de gemeente van Creil samengevoegd met de gemeenten van Emmeloord. De Burgwalkerk werd buiten gebruik gesteld en is tegenwoordig in gebruik als bedrijfsgebouw. Het raam onder het alpha teken is van latere datum. Bij de sluiting van de Burgwalkerk is het pijporgel door orgelmaker Klaas Kaptein uit Urk overgeplaatst naar de Gereformeerde Vrijgemaakte kerk in Nagele.
Architect
Piet van Loo werd op 18 april 1905 in Winsum geboren. Een groot deel van zijn jeugd bracht hij door in Mijdrecht. In Amsterdam bezocht hij de HBS, waar hij de middagpauzes gebruikte om in het Rijksmuseum rond te kijken en te tekenen. Na zijn eindexamen ging hij bouwkunde studeren aan de Technische Hogeschool in Delft. Sinds zijn studententijd in Delft voerde hij de naam Pit die ontleend was aan de nouvelle Driekoningentriptiek uit 1923 van de Vlaamse schrijver en dichter Felix Timmermans.
Na zijn afstuderen in 1931, ging Van Loo aan het werk bij een architect in Groningen. In 1939 richtte hij zijn eigen bureau voor architectuur en stedenbouw op. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Pit van Loo actief in het verzet voor de illegale pers. Eind 1944 werd hij door de Sicherheitsdienst opgepakt en na vier weken van verhoren overgebracht naar een werkkamp in Duitsland. Na de oorlog was Van Loo betrokken bij de wederopbouw. Hij ontwikkelde onder meer uitbreidingsplannen voor een veertigtal gemeenten in Groningen, Friesland en Drenthe. Pit van Loo was de ontwerper van veel gebouwen in de omgeving van Groningen. Daarnaast bouwde hij kerken in de provincies Groningen, Drenthe en in de Noordoostpolder (Emmeloord, Marknesse en Creil). In 1948 ontwierp hij het 'Gedenkteken voor alle gevallen slachtoffers in bezettingstijd' in Zevenhuizen, waarop het beeld van een naakte jongen met krans van Wladimir de Vries geplaatst werd.
Van 1946-1958 was Van Loo voor de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) wethouder Sociale Zaken en Stadsbezittingen in Groningen. Naast architectuur en politiek lag zijn liefde ook bij de schilderkunst. Hij kreeg schilderles van Jan Wiegers, die in de jaren ’50 al een gevierd schilder van de Groninger Ploeg was. In 1958 trok Van Loo zich terug uit de gemeentelijke politiek om meer tijd vrij te maken om te tekenen en te schilderen. In 1970, bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, gaf hij zijn architectenbureau op en besloot zich volledig met de schilderkunst bezig te houden. Inspiratie voor zijn zeer realistisch geschilderde weidse landschappen vond Van Loo onder andere in het waddengebied en in de provincie Drenthe. Hij baseerde zijn werk gewoonlijk op zelfgemaakte zwart-witfoto’s. De kleuren voegde hij uit zijn herinnering toe. Van Loo was lid van kunstenaarsvereniging De Ploeg. Ir. Pit van Loo overleed op 25 juni 1991 op 86-jarige leeftijd in Haren.
Tussen 1955 en 1958 associeerde Pit van Loo zich met stedenbouwkundige Sikke van der Mei, die in 1920 geboren is in Haulerwijk en overleed op 20 september 2003. Het bureau Van Loo en Van der Mei ontwierp veel kerkgebouwen in en rond Groningen en in de Noordoostpolder.