ir. Cornelis Lely

ir. Cornelis Lely
ir. Cornelis Lely ir. Cornelis Lely ir. Cornelis Lely ir. Cornelis Lely ir. Cornelis Lely ir. Cornelis Lely ir. Cornelis Lely ir. Cornelis Lely

Plaats: Lelystad

Locatie: Bataviaplein

Kunstenaar: Piet Esser

Materiaal: brons

Jaar: 1984


Beschrijving:

Het kon bijna niet anders of er moest een standbeeld in Lelystad komen voor Cornelis Lely, de naamgever van Lelystad. De oud-minister van Verkeer en Waterstaat, die de Zuiderzeewet in 1918 bij het parlement indiende, staat op het Bataviaplein nabij Batavialand. 

Op 20 september 1984 werd in het centrum van Lelystad een bronzen standbeeld van ir. Lely door minister Smit-Kroes van Verkeer en Waterstaat onthuld. Het beeld werd in opdracht van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) gemaakt en aan de gemeente Lelystad geschonken. De onthulling van het kunstwerk betekende tevens de feitelijke beëindiging van de werkzaamheden van de RIJP in Lelystad, die zijn taken overdroeg aan de gemeente. Reden waarom minister Smit, als hoogste baas van de rijksdienst, burgemeester Gruijters succes wenste met de verdere ontwikkeling van de toekomstige polderhoofdstad.

Vier jaar lang heeft Esser aan het beeld gewerkt. Over het beeld zei de kunstenaar: "Het is helemaal als portret bedoeld. Van enkele, vaak wat vage fotografieën uit de 20-er jaren kwam een robuuste man mij tegemoet. Ik werd direct getroffen door de sterke expressie van zijn bestaan. Hij was één stuk zekerheid en onverzettelijkheid, zoals hij met beide benen vast in de klei van de polder stond. Buik vooruit, rug naar achter voor een plezierige balans, stok in de hand niet om op te rusten maar als om mee in de ruimte te wijzen waar de grote dijk zal komen. Een 'Maker' zag ik voor mij -een droogmaker-, de schepper van land, Flevoland. En dat alles dan verpakt in die verrukkelijke hoop verkreukelde kleren- vesten en nog eens vesten-, waarin de mannen uit die jaren meenden zich te moeten kleden. Het heeft mij altijd al gefascineerd om met de dode materie klei iets op te bouwen dat je 'een gelijkenis van het leven' zou kunnen noemen. Niemand kan van mijn Lely zeggen dat het een dood ding is". Aan de huid van het beeld is duidelijk te zien dat de kunstenaar eerst geboetseerd heeft voordat het in brons werd gegoten. Van dichtbij zijn de plakken goed te zien waaruit het beeld is opgebouwd. Ook al is het uit grove klodders opgezet, de gelijkenis blijkt goed. Esser was een modelleur. Zijn temperament strookte niet met een traag materiaal als steen. Vandaar dat hij in klei werkte en vanaf 1954 in was. 

Tot april 2000 heeft het bronzen beeld van Lely op zijn sokkel bij de Spaanse trappen op het Agorahof gestaan. Het beeld moest wijken in verband met sloopwerkzaamheden in het kader van de Missing Link en de herinrichting van het plein. Het standbeeld werd opgeslagen op een industrieterrein bij een aannemingsbedrijf tot kunstenaar Hans van Houwelingen (1957) het gebruikte voor een nieuw kunstwerk. Van Houwelingen was via het bureau ‘Kunst en Bedrijf’ benaderd om voor de gemeente Lelystad een kunstwerk te realiseren dat paste in het herstructureringsplan van Adriaan Geuze. Geuzes masterplan voor Lelystad maakte korte metten met de oorspronkelijke modernistische stedenbouwkundige opzet van de stad door rond het centrum een carré van groenen lanen te introduceren, een directe verwijzing naar middeleeuwse vestingwallen rondom historische stadscentra. Geuze deed de ingreep vanuit de overtuiging dat het modernisme in Lelystad gefaald had. Van Houwelingen wilde in aansluiting daarop met zijn kunstwerk ‘iets doen dat volstrekt in tegenstelling was met het falende moderne ideaal'. Bron: Verleden boven Water Erfgoed, identiteit en binding in de IJsselmeerpolders door D. van der Maas.

Op 28 juni 2002 werd het 1800 kilo zware en 3 meter hoge beeld van Lely met een 100 ton zware kraan op de 32 m hoge Zuil van Van Houwelingen geplaatst. Van het begin af aan heeft Esser laten weten het beeld niet op de zuil te willen. Hij sloot een compromis met het gemeentebestuur en stemde toe in een proeftijd van een half jaar. Tien maanden lang keek de naamgever van Lelystad weer uit over het op de vaak onstuimige Zuiderzee veroverde land. Na heel veel discussie en aandacht in de (landelijke) pers wordt het beeld op 25 april 2003 met twee hijskranen van zijn tijdelijke sokkel gehaald. Piet Esser was niet te overtuigen. "Mijn beeld is niet bedoeld om van een grote afstand bekeken te worden en heeft dan ook geen enkele decoratieve werking" schrijft hij in een open brief aan de Flevopost. Totdat er een nieuwe plaats gevonden was werd Lely in de hal van het Stadhuis, waar hij lekker overdekt en warm de inwoners van Lelystad begroette.

Het gemeentebestuur vroeg de Lelystadse bevolking in een enquête naar een nieuwe locatie. Een meerderheid van de inzenders gaf de voorkeur aan een plaats in het stadshart. Als tweede werd een plaats aan de kust genoemd en die locatie is het uiteindelijk geworden. In het kader van het 25-jarig jubileum van de gemeente Lelystad heeft het beeld van Lely een nieuwe plaats gekregen bij museum Nieuw Land, tegenwoordig Batavialand, aan de kust. Het beeld staat op een natuurstenen sokkel, waarvan de onderkant bekleed is met basaltblokjes. Op 23 september 2005, de 151e geboortedag van Lely, werd een plaquette op de sokkel van het beeld onthuld door de kinderen van de in 2004 overleden kunstenaar.

Ter gelegenheid van de plaatsing van het kunstwerk bij museum Nieuw Land schreef stadsdichter Gerard Beense (1946-2020) onderstaand gedicht.

In het hart van eens een zee
 
Hier staat Lely, aan een kust,
in het hart van eens een zee,
bij een dijk die het Nieuw Land omvat,
ontstaan naar zijn idee.
Zijn blik bestrijkt een bakermat
waarmee hij is vervlecht,
en aanschouwt wat is gedaan nadat
een zee is heengegaan
en land werd blootgelegd
dat hij in brons betrad.
Zie hem hier voor altijd staan,
aan de zoom van een stad,
verbonden met zijn naam.

Kunstenaar

Vincent Pieter Semeyn (Piet) Esser is op 9 maart 1914 in Baarn geboren. Al op jonge leeftijd begon Esser te beeldhouwen en boetseren. Hij studeerde van 1934 – 1939 aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam bij professor J. Bronner. In 1938 won Esser de zilveren medaille van de Prix de Rome, een pretentieuze prijs in de beeldhouwkunst. Hierna studeerde Esser een tijd in Zagreb (Kroatië) bij beeldhouwer Ivan Meštrovič, de "Rodin" van de Balkan en maakte lange reizen door Zuid Europa en Egypte. Vanwege de Tweede Wereldoorlog kwam hij in 1941 terug naar Nederland en vestigde zich in Amsterdam. In 1943 trouwde hij met de aquarellist Dora Wellensiek, zij kregen twee dochters en een zoon. In 1948 verhuisde Esser met zij gezin naar de Zomerdijkstraat in Amsterdam, waar ook Fred Carasso en Charlotte van Pallandt woonden. Tijdens de oorlog was Esser actief in het verzet. In 1956 ontving hij daarvoor een onderscheiding van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945. Na de oorlog was hij lid van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers, die nauw betrokken waren bij het opdrachten beleid voor oorlogsmonumenten. Direct na de bevrijding in 1945 kreeg Esser zijn eerste grote opdracht, het bevrijdingsmonument voor Ede. In 1947 volgde hij zijn leermeester professor Jan Bronner op als hoogleraar aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten. Als opvolger van Bronner zette Esser het onderzoek naar vernieuwingen binnen de figuratieve traditie in de beeldhouwkunst voort. Door de opkomst van de abstracte beeldhouwkunst vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw werd het werk van de vanuit de figuratieve gemeenschapskunsttraditie opererende Esser nogal eens als ouderwets en traditionalistisch weggezet. De beeldhouwer zelf had op zijn beurt weinig op met abstract werk als dat van de Arnhemse School, dat hij in een brief aan zijn leermeester Jan Bronner eens omschreef als: "beelden van zo vele jongens die hun meccanodoos maar niet hebben kunnen vergeten". In 1979 nam Esser afscheid van de Rijksacademie en ging met pensioen. In de 32 jaar van zijn professoraat heeft Esser een groot aantal Nederlandse beeldhouwers opgeleid. Esser noemde beeldhouwen een "wanhopig vak", het is "steeds kapot maken en opnieuw beginnen".

Na zijn eerste grote opdracht voor de Gemeente Ede, heeft Esser nooit meer zonder opdrachten gezeten en maakte hij belangrijke beeldhouwwerken waaronder het Troelstra-monument in Den Haag (1953), 'monument voor gevallenen' in Arnhem, de fontein voor Arnhem (1954), Verzetsmonument (1968) in Hilversum, de Icarus in Den Haag (1986), de barmhartige Samaritaan (1971) en de schaatsenrijder in Utrecht, ir. Cornelis Lely (1984) in Lelystad en 'Honkballer' (1968) in Haarlem.

Behalve  monumentale kunstwerken heeft Esser ook nog een groot vrij oeuvre opgebouwd dat bestaat uit kleinere beeldjes, portretten en penningen die een steeds belangrijker deel van zijn werk gingen uitmaken. In 1985 vestigt Esser zich definitief in Grezelles St. Cybranet (Dordogne, Frankrijk) waar hij begraven is. Piet Esser overleed op 19 november 2004 op 90-jarige leeftijd in Leeuwarden.