Monument voor de Gevallen Urkers

Monument voor de Gevallen Urkers
Monument voor de Gevallen Urkers Monument voor de Gevallen Urkers Monument voor de Gevallen Urkers Monument voor de Gevallen Urkers Monument voor de Gevallen Urkers

Plaats: Urk

Locatie: Monumentlaan

Kunstenaar: Philip Bolt / N van der Schaft

Materiaal: baksteen / zandsteen / kalksteen

Jaar: 1946


Beschrijving:

Direct na de Tweede Wereldoorlog rezen er plannen om in de dorpskern van Urk een monument ter herinnering aan de oorlogsjaren op te richten. Ten oosten van het Kerkje aan de Zee was een geschikte ruimte beschikbaar. Architect Philip Bolt en beeldhouwer Nicolaas van der Schaft maakte een ontwerp en halverwege 1946 werd een aanvraag bij de rijksoverheid ingediend. Op 16 mei 1947 verleende minister Jos Gielen (1898-1981) van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, toestemming tot het oprichten van een oorlogs- en vredesgedenkteken "op het Kerkhofplein te Urk overeenkomstig de overlegde tekeningen en foto's". Uit het feit dat de minister sprak over foto's blijkt dat het monument er toen al stond. De initiatiefnemers vonden de behandeling van de aanvraag in Den Haag veel te lang duren en waren al tot plaatsing overgegaan. Bron: Urker verhalen over de oorlog door K. Hoekstra (1996).

Op  31 augustus 1946, de verjaardag van koningin Wilhelmina, werd het Monument voor de in de oorlog gevallen Urkers onthuld. Voorafgaand aan de overdracht gaf de voorzitter van het Comité Oorlogsmonument, de heer Jurie Brouwer Lzn., een overzicht van de werkzaamheden van de commissie, die naast de voorzitter bestond uit Frits Bode, Gerrit de Boer, Cornelis Zeeman, Teunis Woort, Toon van den Berg en Reier Kale. Met medewerking van de gemeenteopzichter, de heer Philip Bolt, ontving de firma Greve, steenhouwer te Zwolle, de opdracht het oorlogsmonument te leveren. Na de rede van de voorzitter onthulden de commissieleden Toon van den Berg en Teunis Woort het monument. Vervolgens werden door de nabestaanden kransen gelegd waarna een 9-tal sprekers, waaronder burgemeester Gert Keijzer, het woord voerden. Tenslotte vond de overdracht van het monument aan de gemeente plaats. Hierbij wees de heer Jurie Brouwer op het doel van het Monument, “te eren hen, die hun leven gaven of lieten voor de bevrijding van ons vaderland”. 

Drie traptreden leiden naar een eenvoudig monument, gemaakt van rode baksteen met in het midden een gedenkteken van Franse zandsteen. In het midden van het gedenktenen staat een zuil waarin het wapen van Urk met de hand gehouwen is in reliëf. Daaromheen in Memoriam, Latijn voor 'in herinnering', met aan weerszijden 1940 - 1945. Hieronder staan de namen en geboorte data van de 13 Urkers die in de oorlog zijn omgekomen. 

PIETER  HOEKMAN GEB. 14-1-1917
PIETER ROMKES GEB. 29-9-1915
HESSEL HOEFNAGEL GEB. 14-4-1922
PIETER BROUWER GEB. 22-11-1919
PIETER HAKVOORT GEB. 1-5-1886
ANDEIES PASTERKAMP GEB. 1-12-1924
JAN RAS GEB. 4-11-1918
JAN PELLEBOER GEB. 26-11-1919
GERRIT KORF GEB. 27-11-1905
JURI VAN DE BERG GEB. 21-2-1912
SJOERD VAN DE BERG GEB. 5-8-1918
KLAAS KAPTEIN GEB. 10-1-1920
JAN HAKVOORT GEB. 19-8-1918
URK 31 AUG. 1946

De zuil wordt geflankeerd door twee personen. Links een Urker visser en rechts een Urkerin. De visser is gestoken in de Urkerdracht en heeft een karpoets op het hoofd, een ronde muts die met drie strikjes gesloten wordt. Met zijn rechterhand houdt hij een visnet vast. De vrouw draagt over haar zondagse dracht een geplooide doek met franje en heeft in haar linkerhand een bijbeltje. Het gedenkteken is 1.90 m hoog en 1.20 m breed. De ƒ 6000,- voor het monument werd opgehaald onder de Urker bevolking.

Op 27 april 1995 (Jom Hasjoa, 27 Nis 5755) is, op initiatief van het in 1991 opgerichtte Comité Gedenkteken Familie Israël Samuël Kropveld, aan de voet van het monument een gedenksteen onthuld. Hierop staan de namen van 3 leden van de familie I.S. Kropveld-de la Penha en de zogenaamde 'troostformule' ת׳נ׳צ׳ב׳ה, de Hebreeuwse afkorting voor de bijbeltekst: "Moge hun zielen gebundeld zijn in de bundel van het eeuwige leven". Witte letters in grijs marmer tussen treden van rode baksteen. Eerder zette het comité zich in om in plaats van de dorpel een vierkant bakstenen zuilje van 1,60 m hoog en 50 cm breed en diep te plaatsen, met daar voor een glasplaat. Het monument, dat op 29 september 1994 onthuld zou worden, was ontworpen door de joodse kunstenaar Ralph Prins die ook het Nationale Monument Westerbork met de omgebogen rails maakte. Het gedenkteken was in eerste instantie bedoeld als 'waarschuwingssignaal'. Het woord 'rascisme' zou op de glasplaat komen met een groot kruis er doorheen. Verder had Prins het bord willen gebruiken dat was aangebracht op de treinen die vanuit Westerbork naar de vernietigingskampen reden, Westerbork-Auschwitz, Auschwitz-Westerbork. Daaronder zou een deel van de transportlijst komen, die begon met de namen van de familie Kropveld en dan alfabetisch zou aflopen naar de aarde. Het gedenkteken stuitte echter op grote bezwaren omdat het gemeentebestuur vond dat de zuil de aandacht van het 'Monument voor de Gevallen Urkers ' zou afleiden en de twee monumenten niet met elkaar harmonieerden. De gemeente had een alternatieve plek bij de Bethelkerk aangewezen, maar die werd door het Comité Gedenkteken Familie Israël Samuel Kropveld afgewezen omdat de familie Kropveld dan weer letterlijk apart gesteld zou worden van de Urkers die in de oorlog waren omgekomen. Dus koos men voor het compromis van de dorpel.

Vijftig jaar lang was op Urk onbekend hoe het met de familie Kropveld was afgelopen. Zij waren het enige joodse gezin dat tijdens de Tweede Wereldoorlog op Urk woonde en wilde, ondanks herhaaldelijk aandringen van de Urkers, niet onderduiken. Zij waren gezagsgetrouw en wilden anderen niet tot last zijn. Israël Samuël Kropveld was op 5 januari 1892 in Woerden geboren, zijn vrouw Hendrika Kropveld-de la Penha werd op 10 januari 1895 geboren in Amsterdam en hun jongste dochter Lea zag op 21 maart 1924 in Amsterdam het levenslicht. Na een dwangbevel van de Duitse bezetter op 12 mei 1942 moest de familie Kropveld zich in Amsterdam vestigen. Op 6 april 1943 is het gezin vanuit kamp Westerbork op transport gesteld. Op 9 april 1943 zijn zij in het Poolse concentratiekamp Sobibor omgekomen in de gaskamer. De onthulling van de gedenksteen werd bijgewoond door Keetje Stam-Kropveld, de toen 93-jarige zuster van Israél Samuël Kropveld, de Israelische ambassadeur Michaël Nathan Bavly en Opperrabijn J.S. Jacobs. Mevrouw Stam-Kropveld onthulde de gedenksteen door de namen van de drie familieleden hardop te noemen, een oude joodse traditie.

Tijdens een oktoberstorm in 2002 is de fundering van het oorlogsmonument ontzet doordat een boom werd geveld. Het monument is bij Weerstand Natuursteen op Urk gerestaureerd. Daarna is het door de gemeentelijke dienst weer op zijn vertrouwde plaats, achter het Kerkje aan de Zee, teruggezet. Het 'Monument voor de gevallen Urkers' is gemaakt van een steensoort die eigenlijk niet geschikt is voor de Nederlandse weersomstandigheden. De weersinvloeden hebben in de loop der jaren hun sporen nagelaten. Reden voor de Gemeente Urk om het oorlogsmonument eind november 2019 weg te laten halen voor renovatie die uitgevoerd werd door Weerstand Natuursteen. Bij de oorspronkelijke onthulling in 1946 waren de muren bedekt met afdekkers, maar deze werden later verwijderd en niet teruggeplaatst. Tijdens de renovatie is de muur achter het monument verlaagd en zijn de afdekkers opnieuw in de originele stijl aangebracht. Het kalkstenen monument werd gereinigd en de drie traptreden werden bekleed met graniet, evenals de twee bloembakken. Tijdens het maken van de restauratieplannen kwam er ook een speciale wens naar voren: Het prominenter in beeld brengen van de namen van het Joods-Urker gezin Kropveld. De gedenksteen voor de familie Kropveld aan de voet van het monument werd vervangen door een portland kalkstenen plaquette rechts naast het monument. De tekst op de steen luidt:

ISMAEL SAMUEL KROPVELD
5-1-1892
HENDRIKA DE LA PENHA
10-1-1985
LEA KROPVELD
21-3-1924
 
SOBIBOR 9-4-1943
 
ת׳נ׳צ׳ב׳ה

Om symmetrie te behouden is er ook een identieke plaat aan de linkerkant geplaatst met de algemene tekst:

TE EREN HEN
DIE HUN LEVEN
GAVEN OF LIETEN
VOOR DE BEVRIJDING
VAN ONS VADERLAND

Eind april 2020 werd de renovatie voltooid. Hier kunt u een reportage over het vernieuwde monument bekijken. Kijk op Urk in oorlogstijd voor verhalen over de Urker oorlogsslachtoffers.

Kunstenaars

Philippus Jan Willem Cornelis (Philip) Bolt werd op 30 juli 1894 in Den Haag geboren. Na het behalen van zijn MULO-diploma ging hij studeren aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Hij volgde de opleiding M.O. bouwkunde en studeerde in 1914 af. Van 1918 tot 1922 werkte Philip Bolt bij het bouwbureau van de Marine, onder de latere Rijksbouwmeester ir. Hayo Hoekstra. Daarna trad hij in dienst bij ir. Herman van der Kloot Meijburg in Scheveningen. In 1945 vestigde Bolt zich als zelfstandig restauratiearchitect. Vlak na de Tweede Wereldoorlog was Philip Bolt als gemeenteopzichter nauw betrokken bij het uitbreidingsplan van de gemeente Urk.
 
Philip Bolt overleed op 27 mei 1981 op 86-jarige leeftijd in Den Haag.

 

Nicolaas (Nic. of Niek) van der Schaft is op 12 april 1893 in Hof van Delft (Delft) geboren. Op 2 september 1921 trad hij in Middelburg in het huwelijk met Maria Pieternella (Nel) de Munck. Niek van der Schaft was beeldhouwer en werkte als opzichter bij Monumentenzorg in Den Haag. Niek en Nel kregen 4 kinderen. Hun oudste zoon Nico (Nicolaas Hendrik) ging in de Tweede Wereldoorlog in het verzet en werd op 8 maart 1945, 22 jaar oud, op de Waalsdorpervlakte gefusilleerd als repressaille voor de zogenaamde aanslag op Rauter. Nicolaas van der Schaft is in 1956 op 86-jarige leeftijd overleden.

De doopvont in de Grote of St. Jacobskerk in Den Haag, dat op 12 juni 2004 gebruikt werd bij de doop van prinses Amalia, is in 1962 naar een ontwerp van Niek van der Schaft gehouwen uit moezel-kalksteen. Andere kunstwerken van Van der Schaft zijn onder andere te vinden in Middelburg, Karel de Stoute in de gevel van de Choertoren van het Stadhuis (1920), Terneuzen, portretreliëf bij de Burgemeester Huizingabank (1936) en op Urk, Monument voor de gevallen Urkers (1946).