Hunebed

Hunebed
Hunebed Hunebed Hunebed Hunebed Hunebed

Plaats: Nagele

Locatie: Centrale groene ruimte

Kunstenaar: M.H. Groen

Materiaal: natuursteen / baksteen

Jaar: 1976


Beschrijving:

Zo’n 180.000 tot 130.000 jaar geleden was het gebied waar nu de Noordoostpolder ligt bedekt door een dikke laag ijs dat afkomstig was van Scandinavische gletsjers. Het ijs voerde een dikke laag van leem en grote megalieten, hele grote stenen, met zich mee. Met een tempo van 30 tot 100 meter per jaar hebben deze stenen een afstand van zo’n 1200 kilometer afgelegd voordat de ijsmassa hier tot rust kwam. Toen het landijs smolt bleven deze keien op de "Nederlandse" bodem achter. Daar hebben ze duizenden jaren onder water gelegen. Tijdens de drooglegging van de Noordoostpolder kwamen de zwerfkeien letterlijk weer boven water. In de Volkskrant van 4 augustus 1941 staat onder de kop "Hunebed in de Noordoostpolder vermoed: KUINRE, 2 Aug. - Enige tijd geleden deelden we mede, dat ter hoogte van Kuinre enige zeer grote keien te voorschijn kwamen in de droogvallende Noordoostpolder. Reeds toen werd de mening uitgesproken, dat deze keien afkomstig zouden kunnen zijn van hunebedden. Deze veronderstelling schijnt inderdaad bevestigd te zullen worden. Het verdere onderzoek heeft nl. uitgewezen, dat de keien liggen in een stand, welk overeenkomst vertoont met de bouw van een hunebed. Onder de keien werden bovendien scherven van zeer oud aardewerk gevonden, die van urnen afkomstig zouden kunnen zijn. Men heeft enkele deskundigen verzocht hun oordeel over een en ander te willen uitspreken." De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant meldde op 22 april 1942: "Een tweede object, dat aan een onderzoek onderworpen werd, was een z.g. hunebed in kavel R. 2. De opgraving leidde evenwel tot de conclusie, dat hier geen sprake was van een steengraf, wijl alle kenmerkende verschijnselen ontbraken. Aangenomen mag worden, dat de steenen daar terecht gekomen zijn, toen zich ter plaatse reeds water bevond."

In het najaar van 1965 gingen er in Nagele stemmen op dat men, net als elders in de polder, eigenlijk ook een monument moest hebben. Diverse suggesties kwamen naar voren zoals een klokkenstoel, een uurwerk en stenen met een waterpartij. Uiteindelijk koos Nagele voor een hunebed, omdat op die manier een relatie tussen de oude en recente geschiedenis gelegd kon worden. Een hunebed is een gemeenschappelijk graf uit de jongste IJstijd, zo'n 5000 jaar geleden en bestaat uit rechthoekige grafkamers van grote rechtopstaande zwerfkeien afgedekt met dekstenen, met daaromheen kransstenen. In Nederland zijn 54 restanten van hunebedden gevonden, waarvan 52 in Drenthe. Elders in Europa zijn deze prehistorische grafmonumenten ook gevonden en worden dolmen genoemd. Het woord dolmen is Bretoens en betekent stenen tafel.

Het A.D. van Eckfonds nam contact op met beeldhouwer Cornelius Rogge (1932) en die maakte in 1966 een serie voorstellen om het dorp te voorzien van een tot in de oudste historie teruggrijpend zwerfkeienmonument, waarin gespeeld zou worden met de zwaartekracht. Rogge ontwierp o.a. een hunebedmonument met een enorme grote zwerfsteen die rustte op zes grote keien die elk op een zuil stonden. Zijn serie ontwerpen van 'Hunebed op palen', die in 1983 te zien waren op de tentoonstelling 'Van kei tot kunst' in het Drents Museum in Assen, kwamen niet tot uitvoering. Volgens een bericht in de regionale pers was gebleken dat het in Nederland niet gemakkelijk was om aan grote stenen te komen en dat deze uit Denemarken moesten komen. Op het artikel kwamen vele reacties: bij de haven van Lemmer lagen grote aantallen flinke stenen, op de loswal bij Espel idem dito, ook uit het Drentse Ruinen werden stenen aangeboden en boeren uit de polder brachten spontaan stenen naar Nagele. Begin 1968 waren er zoveel stenen voor het 'zwevend hunebed' bij elkaar gebracht dat men aan de uitvoering kon beginnen. Maar eerst moesten nog wel verschillende technische en financiële moeilijkheden overwonnen worden. Nadat er diverse prijsopgaven waren gedaan bleek echter dat het door Cornelius Rogge ontworpen kunstwerk te kostbaar voor het dorp was. 

Nagele borduurde voort op het idee van een 'zwevend hunebed'. De tijdelijk in Nagele woonachtige ingenieur Werner ontwierp een goedkopere constructie van 19 ijzeren vlampijpen met daarop een 'driehoek' van T-ijzer, die de steenklompen gingen dragen. De palen waren in een 35 cm dikke cementlaag gezet. Op 19 mei 1972 stond in De Noordoostpolder onder de titel "Hunebed gaat zweven" het volgende: "In Nagel gaat het eindelijk gebeuren: over een dag of veertien heeft het dorp zijn 'zwevend hunebed'. Dezer dagen werden door aannemersbedrijf Tank en Spijk de voetstukken geplaatst voor de keien die hier reeds enkele jaren wachten op hun 'verheffing'. De (stalen) voetstukken werden gemaakt in opdracht van Dorpsbelang door smederij Ellens. Het zwevende hunebed wordt een uniek monument in ons land". Op 18 juli 1972 werd de laatste zwerfkei in het kunstwerk geplaatst. Maar al binnen een week ging het geheel gevaarlijk doorbuigen, één van de armen brak af en een kei stortte ter aarde. De constructie was te licht uitgevoerd en het 'zwevend hunebed' werd weggehaald.

Vervolgens kwam architect M.H. Groen van Publieke Werken Noordoostpolder en tevens bestuurslid van het A.D. van Eckfonds, met enkele ideeën en ontwierp 'Hunebed', een letterlijke uitbeelding van het woord dolmen. Met de zwerfstenen uit de ijstijd, die bij de drooglegging in de polder gevonden waren, is een krans van stenen gemaakt. In het midden rust op vier gemetselde muren een achthoekig betonnen tafelblad met een doorsnede van 6 meter, waarop een aantal grote zwerfkeien liggen die afkomstig zijn uit Drenthe. De eigentijdse versie van een hunebed kwam in februari 1976 gereed en werd tijdens het 20-jarig bestaan van Nagele op 28 augustus onthuld door mevrouw A. van de Zwaag-Pilat, bestuurslid van het A.D. van Eckfonds. 

In 2003 vierde museum Nagele zijn vijfjarig bestaan. Ter gelegenheid van dit feit werd van 18 mei t/m 15 oktober de openluchttentoonstelling 'Tijd en transformatie', in en om het dorp gehouden. De opdracht aan de kunstenaars was om in Nagele rond te kijken en vervolgens te reageren op het polderlandschap met zijn uitgestrekte aardappel- en tarwevelden en de architectuur van het dorp. Kees Bierman was één van de acht kunstenaars die aan de tentoonstelling meewerkte. Het 'Hunebed' riep bij de kunstenaar zoveel vragen op dat hij hier direct 'zijn' plek van wilde maken. Hij transformeerde 'Hunebed' tot het kunstwerk 'Tumulus'.

Een Tumulus is een aarden heuvel, die over een dolmen (hunnebed) werd opgeworpen en zo een grafheuvel met verborgen kamers vormde. Kees Bierman had 'Hunebed' rondom ingepakt in een met gras begroeid betonijzeren frame en de stenen tafel bedolven onder een dikke laag aarde. Tijdens de transformatie bevonden de stenen die bovenop de tafel liggen, zich op het topje van de heuvel. Bron: Catalogus project 'Tijd en transformatie'. Met dank aan mevrouw Zelhorst van museum Nagele voor het toezenden van informatie.

Kunstenaar

Architect M.H. Groen was van juni 1950 tot maart 1953 werkzaam bij de Rijksgebouwendienst in Zwolle, waarna hij tot september 1963 werkzaam was bij de gemeente Enschede. Vervolgens trad hij in dienst bij de gemeente Noordoostpolder waar hij chef afdeling Bouwkunde, nieuwbouw, onderhoud gebouwen en plantsoenendienst werd. In Emmeloord is hij enkele jaren bestuurlid van de Stichting A.D. van Eckfonds geweest.

 

Cornelis (Kees) Bierman is in 1936 in Alkmaar geboren. Als kunstenaar heeft hij geen specifieke opleiding genoten, hij is autodidact. Bierman is gefascineerd door de werking van de tijd, door groeiende natuur en door het onophoudelijke streven van de mens die groei in te dammen en in banen te leiden. Zijn werk lijkt vaak op te gaan in de omringende natuur, maar tegelijkertijd direct herkenbaar als mensenwerk, een ingreep in de natuurlijke omgeving. Aarde vormt een essentieel materiaal waarmee Bierman zijn installaties opbouwt. Aarde in de vorm van vette klei, van graszoden of gewoon zand, het bepaalt altijd de verschijningsvorm van de op bouwwerken lijkende sculptuur. De uiteindelijke vorm hoeft niet voorspelbaar te zijn, maar moet ook niet kunstmatig ogen. Er mogen best vragen ontstaan, zonder dat er een passend antwoord voorhanden is. Op die wijze wordt de conditionering doorbroken waaraan het kijken naar kunst onderhevig is.