Modderschouw ZA87-II

Modderschouw ZA87-II

Plaats: Almere

Locatie: Oostvaardersdijk

Maker: Jan Lucasz Roots

materiaal: eikenhout

Jaar: 1664


Beschrijving:

Tijdens diepploegen, waarbij tot 2 m diep geploegd wordt om de onderliggende kleilaag aan de oppervlakte te brengen, werden in 1983 op kavel AZ87 (tegenwoordig ZA87) langs de Oostvaardersdijk drie scheepswrakken ontdekt. In 1984 is door het Centrum voor Scheepsarcheologie uit Ketelhaven een kort archeologisch onderzoek uitgevoerd dat aantoonde dat één van de wrakken een kleine Amsterdamse modderschouw was.

De haven van Amsterdam werd in de 17e eeuw voortdurend bedreigd met dichtslibbing. De haven was destijds van het IJ en de Zuiderzee afgesloten door lange dubbele palenrijen met afsluitbare openingen. Daartussen bezonk door het getij meegevoerd slib, dat regelmatig moest worden weggehaald om de diepgang van de haven te bewaren. Om dit tegen te gaan kwamen moddermolens in gebruik die werden voortbewogen door mensen en vanaf 1622 door paarden. Met deze molens werd de modder opgebaggerd en in schouwen gestort voor verder transport. De stad Amsterdam beschikte in 1682 over vier moddermolens, twee grote en twee kleine. Bij iedere molen hoorden achttien à twintig modderschouwen om de opgebaggerde modder af te voeren naar het zogenaamde Zieke Water. Uit archiefonderzoek is vastgesteld dat Jan Lucasz Roots op 29 februari 1664 opdracht kreeg 100 dubbele en enkele schouwen te bouwen op de "Stadsschuitenmakerswerf" in Amsterdam. Uit het archief Thresaurieren Ordinaris blijkt dat dit te weinig was. Op 3 september 1664 krijgt de schuitenmaker opdracht om nogeens 25 kleine schouwen te bouwen. De dubbele modderschuiten werden voortgeboomd door twee mannen en de enkele door één persoon. Laden, lossen en bomen waren de belangrijkste werkzaamheden van de moddermannen of modderlieden.

De modderschouw op kavel ZA87 was een breed open, eenvoudig gebouwd, vaartuig met een platte, karveel gebouwde bodem, rechte vallende stevens, een hoekige kim en overnaads gebouwde zijden. De schuit was 12 m lang, 3 m breed en 0,84 m diep. De laadruimte werd begrensd door zware schotten, terwijl de boorden waren verbonden door drie balken. Omdat het hout van slechte kwaliteit was is de schouw na onderzoek geruimd.

Als er meerdere scheepswrakken op één kavel gevonden zijn, worden Romeinse cijfers toegevoegd. [I, II enz.]. De modderschouw was de tweede archeoligische vondst op kavel AZ87 vandaar de toevoeging II.

Kijk voor meer informatie op MaSS

Scheepsbouwer

Jan Lucasz. Root kwam uit een familie van scheepstimmerlieden, zijn vader was mastenmaker. Op 13 januari 1661 werd hij als stadsmeesterschuitenmaker op de “Stadsschuitenmakerswerf” van Amsterdam aangesteld. De stadsschuitenmakerij of (stadsscheepstimmer)werf was tot in 1665 gelegen op Marken. Marken was een eiland in Amsterdam dat in de 16e eeuw werd aangelegd. Op 18 maart 1664 , enkele weken na de opdracht op 29 februari 1664 om 100 modderschouwen te bouwen, laten Jan Lucasz. Root en onderfabriekmeester Gerrit Barentsz. van Swanenburg weten dat de werf op Marken te klein is. In november 1664 werd besloten de stadswerf te verplaatsen naar Oosterburg op de twee meest westelijk gelegen werven aan de Wittenburgervaart.  In 1670 werd vervolgens besloten de stadswerf weer te verplaatsen naar de werf op Marken waar die voorheen ook gelegen was. De schuitenmaker had minimaal 40 man in dienst die vlotschuiten en modderschouwen bouwden. Als de werkzaamheden dit vereisten werd door de bestuurders (college van Thesaurieren) toestemming verleend dit aantal tijdelijk uit te breiden. Root  is stadsmeesterschuitenmaker tot aan zijn dood in 1687.