Modderschouw ZM6

Modderschouw ZM6
Modderschouw ZM6

Plaats: Zeewolde

Locatie: Roerdompweg, kavel ZM6

Maker: Jan Lucasz Root

materiaal: eikenhout

Jaar: 1664


Beschrijving:

In 1971 werd bij het graven van greppels aan de Roerdompweg, op kavel MZ6 (tegenwoordig ZM6), een scheepswrak aangetroffen dat in 1977 is opgegraven. In 1972 was in het centrum van Lelystad een identiek vaartuig opgegraven, dat als modderschouw werd aangemerkt.

Tijdens de Gouden Eeuw was Amsterdam het knooppunt van enorme handelsnetwerken die zich uitstrekten tot diep in Afrika, Zuid-Amerika en Azië. De aanvaarroute door de Zuiderzee was belangrijk voor de haven die destijds van het IJ en de Zuiderzee afgesloten was door lange dubbele palenrijen met afsluitbare openingen. Daartussen bezonk door de zwakke getijstromen veel slib, dat regelmatig moest worden weggehaald om de diepgang van de haven te bewaren. De stad beschikte over moddermolens om de haven uit te baggeren. De overbodige modder werd afgevoerd met speciale vaatuigen, zogenaamde modderschuiten. Uit archiefonderzoek is vastgesteld dat Jan Lucasz Roots in 1664 opdracht kreeg 100 dubbele en enkele schouwen te bouwen op de "Stadsschuitenmakerswerf" in Amsterdam. De dubbele modderschuiten werden bediend door twee mannen en de enkele door één persoon. Laden, lossen en bomen waren de belangrijkste werkzaamheden van de moddermannen of modderlieden.

De schouwen voerden slib uit de havens af dat door moddermolens die werden voortbewogen door mensen en later paarden, naar boven was gehaald. De schouw is een breed open, eenvoudig gebouwd, vaartuig met een platte, karveel gebouwde bodem zonder kiel. De zijden van de 16,5 m lange, 3,80 m brede en 0,84 m diepe schuit waren overnaads gebouwd. De laadruimte werd begrensd door zware schotten, terwijl de boorden waren verbonden door drie balken. In één van de dwarsbalken stond:

een aanduiding voor het bouwjaar 1664 en de drie Andreaskruizen uit het wapen van Amsterdam. Uit de verstoring van het bodemprofiel kon worden afgeleid dat het schip moet zijn vergaan in de eerste helft van de achttiende eeuw. Een modderschouw is heel plat, waardoor golven er makkelijk overheen spoelen. Zo’n vaartuig kan dus alleen op rustig water varen zonder grote golven. Hoe er modderschouwen uit Amsterdam midden op de Zuiderzee verzeild zijn geraakt blijft een vraag. Zijn er enige schouwen over de Zuiderzee gesleept en daarbij vergaan of zijn ze losgeslagen, weggedreven en vergaan? Interessant in dit verband is de vermissing van twee modderschouwen in 1709.

"Alsoo 't sedert den 28 junij twee dubbele modderschouwen buijten de Oostindische Comp. boom gemerkt no. 63 en no. 91 zijn vermist, soo is Nicol. Muijden geauthoriseert om een premie te stellen van vier dukatons op ider van deselve daer van aenwijsinghe kan werden gedaen". (archief Thesaurieren Ordinaris)

Zie ook: MaSS  Bron: RIJP rapport Modderwerk door H.R. Reinders.

Scheepsbouwer

Jan Lucasz. Root kwam uit een familie van scheepstimmerlieden, zijn vader was mastenmaker. Op 13 januari 1661 werd hij als stadsmeesterschuitenmaker op de “Stadsschuitenmakerswerf” van Amsterdam aangesteld. De stadsschuitenmakerij of (stadsscheepstimmer)werf was tot in 1665 gelegen op Marken. Marken was een eiland in Amsterdam dat in de 16e eeuw werd aangelegd. Op 18 maart 1664 , enkele weken na de opdracht op 29 februari 1664 om 100 modderschouwen te bouwen, laten Jan Lucasz. Root en onderfabriekmeester Gerrit Barentsz. van Swanenburg weten dat de werf op Marken te klein is. In november 1664 werd besloten de stadswerf te verplaatsen naar Oosterburg op de twee meest westelijk gelegen werven aan de Wittenburgervaart.  In 1670 werd vervolgens besloten de stadswerf weer te verplaatsen naar de werf op Marken waar die voorheen ook gelegen was. De schuitenmaker had minimaal 40 man in dienst die vlotschuiten en modderschouwen bouwden. Als de werkzaamheden dit vereisten werd door de bestuurders (college van Thesaurieren) toestemming verleend dit aantal tijdelijk uit te breiden. Root  is stadsmeesterschuitenmaker tot aan zijn dood in 1687.