Halifax B.Mk.V DG405

Halifax B.Mk.V DG405
Halifax B.Mk.V DG405

Plaats: Urk

Locatie: IJsselmeer

Maker: Fairey Aviation Co Ltd

materiaal: diverse materialen

Jaar: 1943


Beschrijving:

Tussen 1941 en 1944 werden door de Britse Luchtmacht tientallen agenten van de Britse Special Operations Executive (SOE) boven Nederlands grondgebied geparachuteerd. De SOE was een door de Britse regering opgezette geheime organisatie die de uitzending van saboteurs en agenten verzorgde naar door de Duitsers bezet gebied. Eenmaal in Nederland moesten de Nederlandse, in Groot Britannië opgeleide agenten informatie uitwisselen met SOE Londen. Het uitwisselen van informatie ging via geheime zenders. Op 6 maart 1942 arresteerde de Duitsers in Den Haag de geheim agent/marconist Hendrik Lauwers. Zijn zendcode gebruikte de Duitsers om valse informatie naar de Britten te zenden. De geparachuteerde agenten werden vanaf mei 1942 gelijk bij hun landing door de inlichtingendienst van de Wehrmacht, de Abwehr, opgepakt. De afgeworpen zenders werden door de Duitsers gebruikt om de Engelsen te misleiden met onjuiste informatie. Het lijkt erop dat dit Englandspiel, of Operation Nordpol zoals het door de Duitse contraspionagedienst werd aangeduid, in Londen tot ver in 1943 onopgemerkt bleef. Maar de Britten ontdekten dat de Duitsers de verbinding hadden overgenomen en speelden bewust, om verwarring te zaaien en desinformatie te verspreiden, een groot aantal agenten en tonnen materiaal in Duitse handen. In totaal werden 94 droppings uitgevoerd, waarbij meer dan 60 geheim agenten werden gearresteerd, waarvan 54 de oorlog niet overleefden. Verscheidene vliegtuigen met bemanning werden na de aangekondigde dropping door nachtjagers neergeschoten. Vanaf juni 1943 werden de agenten 'blind gedropt', wat betekende dat er geen ontvangstcomité was en niemand wist wie en wanneer er iemand kwam.
 
Op de avond van 22 juni 1943 werd de Halifax B.Mk.V met registratie DG405 en radiocode MA-Y van het No. 161 Squadron klaargemaakt voor vertrek. No. 161 Squadron was een geheime eenheid van de RAF die samen met het No. 138 Squadron hun thuisbasis had op vliegveld Tempsford, ongeveer 80 km ten noorden van Londen. Hun belangrijkste taak was het droppen van agenten en materiaal in bezet gebied. Ze vlogen 's nachts, zonder escorte, bij het licht van de maan. Om 23.25 uur steeg het toestel, onder commando van P/O R. G. Higgins, op voor een SOE/SIS missie onder de codenaam "St. Paul / Harrow & Catarrh 13". Doel van de vlucht was het blind droppen van de 27 jarige agent Garrelt Andreas van Borssum Buisman en de 27-jarige radiotelegrafist/codist Hendrik Letterboer, in de omgeving van Mariënberg, ten oosten van de Overijsselse plaats Ommen. De parachutering van de twee agenten en de container met daarin hun uitrusting en de zendapperatuur verliep zonder problemen. 
 
Het toestel werd rond vier uur weer op de thuisbasis terug verwacht. Maar enkele minuten na de dropping werd de Halifax boven de Noordoostpolder neergeschoten door een Duitse nachtjager gevlogen door de commandant van 4./NJG1, Maj. Helmut Lent. Het was de 70e claim van in totaal 110 vliegtuigen die Lent neerhaalde voor hij op 7 oktober 1944 overleed aan zijn verwondingen na een vliegongeval. De Halifax DG405 stortte om 2.06 uur neer in het IJsselmeer, 7 km ten westen van Urk. Niemand van de bemanning overleefden de crash. De lichamen van de 27-jarige boordwerktuigkundige Sgt. Norman Blanchard en de 29-jarige bommenrichter Sgt. Maynard Hazlett Moore werden bij Urk geborgen en op 29 juni overgebracht naar Amsterdam waar ze ter aarde werden besteld op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in graf 69 B 21. Het ontzielde lichaam van de 32-jarige Sgt. Charles William Hartin, die deze missie als extra navigator aan de bemanning was toegevoegd, werd op 2 juli bij Harderwijk geborgen en aldaar begraven op begraafplaats Oostgaarde graf 2 20. Het stoffelijk overschot van de 27-jarige boordschutter Sgt. Robin Douglas Pryde-Watson spoelde bij Urk aan en werd op 7 juli overgebracht naar Amsterdam waar hij op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in graf 69 B 16 werd begraven. De 20-jarige piloot P/O Robert Geoffrey Higgins, de 27-jarige navigator Sgt. Gordon George, de 19-jarige radio-operator/boordschutter Frank Groom en de 27 jarige staartschutter George Noel Cochrane zijn vermist. Hun namen staan bijgeschreven op the Memorial to the Missing in Runnymede, Surrey (Engeland) op paneel 132, 150, 151 en 145. Alle omgekomen bemanningsleden van de Halifax worden herdacht op het Monument voor de geallieerde vliegers in Harderwijk.
 
Op 7 juli 1943 zijn 15 geallieerde vliegers op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam begraven waarvan 7 op Urk geborgen zijn. Daar was aangetekend dat één van de niet geïndentificeerde vliegeniers een P/O was. Op de grafsteen kwam Sgt. RAF 25-06-1943 te staan. Het is dus mogelijk dat P/O Higgins zijn laatste rustplaats vond in graf 69 B 14. Bron: zzairwar.nl
 
Hendrik Letteboer had in Engeland het afwerpterrein, oftewel pinpoint, mogen uitkiezen. Hij had gekozen voor Mariënberg omdat dit voor hem bekend terrein was. Zijn ouderlijkhuis stond in Ommen. De geheim agenten Van Borssum Buisman en Letteboer sprongen aan een parachute boven een heideveld tussen Junne en Beerze naar beneden. Na de landing begaven zij zich naar een aanloophuis waar een kennis van Letteboer woonde. Hun goede aankomst meldde zij de volgende ochtend aan het Bureau Inlichtingen (BI) van de Nederlandse militaire inlichtingendienst in Londen door het loslaten van postduiven. De agenten hadden voor dit doel de zogenaamde pigeonbox met twee duiven meegekregen. Met een handgeschreven briefje in het kokertje aan de poot van de vogels werd de voorspoedige aankomst bevestigd. Van Borssum Buisman en Letterboer moesten namens de Nederlandse regering in ballingschap een inlichtingendienst in Nederland opzetten, onder de naam Zendgroep Barbara. De radiotelegrafisten van de zendgroepen verzorgden het radiocontact tussen de spionage- en verzetsgroepen en het BI en de Nederlandse regering in Londen. Radiotelegrafist Letteboer wist vanuit Nederland talloze berichten naar Engeland over te seinen. Tijdens de radiocontacten met het BI maakte hij gebruik van de codenamen August, Heintje II en De Graaf. Gedurende hun opleiding in Engeland was de agenten door hun instructeurs verteld dat de zenders niet uit te peilen waren, maar in de praktijk was dat anders. Op 3 februari 1944 werd zijn zender uitgepeild. Letteboer werd gearresteerd en belandde in een Duits concentratiekamp waar hij op 26 april 1945 door de Russen werd bevrijd. Op 5 februari werd Van Borssum Buisman bij toeval in Amsterdam door de Sicherheitsdienst gearresteerd. Hij werd op een transport naar een tuchthuis in Duitsland gezet, maar wist te ontsnappen uit de rijdende trein. Van Borssum kwam ten val, raakte zwaargewond en belandde in Detmold in het ziekenhuis. Hij wist het ziekenhuis te ontvluchten. Eenmaal terug in Nederland nam hij het verzetswerk weer op.
 
De Zendgroep Barbara bestond uit 10 agenten. Eén van de agenten was de van Urk afkomstige Pieter Hoekman die in de nacht van 19-20 september 1943 samen met Bram Grisnigt (1923-2019) ten noorden van Boxmeer was geparachuteerd. Tijdens een missie op 6 november 1943 om de apparatuur van twee net gedropte collega's in veiligheid te brengen liep hij in een hinderlaag. Bij de daar ontstane schietpartij werd de 26-jarige Pieter Hoekman dodelijk geraakt. Op Urk werd een straat naar hem vernoemd en zijn naam staat vermeld op het Monument voor de Gevallen Urkers. In Beugen werd op 29 november 2003 het Pinpoint-monument onthuld op de plek waar de dropping van Grisnigt en Hoekman plaatsvond. Op 14 april 2018 onthulde Bram Grisnigt, de toen nog laatst levende agent van BI, in Keent een door Niel-Jan Weijsters uit Grave ontworpen monument ter nagedachtenis aan Pieter Hoekman.