Auster Mk. V PH-NDB

Auster Mk. V PH-NDB
Auster Mk. V PH-NDB

Plaats: Espel

Locatie: Zuidermiddenweg 9, kavel NH28

Maker: Taylors Aeroplanes Limited

materiaal: diverse materialen

Jaar: 1942-1945


Beschrijving:

In 1938-1939 waren in Nederland de eerste proeven met vliegtuigen in de land-, tuin- en bosbouw ondernomen. Na een onderbreking, vanwege de Tweede Wereldoorlog, konden in 1946 de proeven naar mogelijkheden voor vliegtuiggebruik weer worden hervat. In 1947 werd door een aantal overheidsinstanties en bedrijven de Stichting voor Hefschroefvliegtuigen opgericht, die gevestigd werd op vliegveld Ypenburg bij Den Haag. De Stichting schafte een helikopter van het type Sikorsky S-51 aan, die als eerste Nederlandse helikopter op 21 augustus 1947 werd ingeschreven in het luchtvaartregister en kreeg de registratie PH-HAA. Alle bij de Stichting betrokken instanties mochten met de helikopter proeven doen, waarvoor 500 uur werd uitgetrokken. Het ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening was zeer geïnteresseerd in de mogelijkheden van de helikopter voor het besproeien van landbouwakkers en kreeg 50 uur toegewezen. De eerste spuitproef had op 7 mei 1948 plaats bij Numansdorp. De meeste proeven met de Sikorsky S-51 zijn in de Noordoostpolder uitgevoerd waar bleek dat op grote velden gemiddeld 40 ha per vlieguur kon worden gespoten. In 1948 werd besloten om ook met een vastvleugelig vliegtuig proeven te gaan nemen. Dankzij de belangstelling van Z.K.H. prins Bernard kreeg de Stichting de beschikking over één van zijn vliegtuigen, de Stinson L-1 Vigilant PH-PBD. Bronnen: 1949-1950 - 10 jaar I.P.O.-onderzoek - blz. 102; Het spuiten met vliegtuigen in landbouw en bosbouw (1954). 

In september 1942 viel de Noordoostpolder officieel droog. De polder werd vanuit het noordoosten naar het zuidwesten ontgonnen. Na het ontginnen werd de bodem cultuurrijp gemaakt. Voordat normale landbouwkundige exploitatie kon plaatsvinden was enige tijd de teelt van granen en groenbemesters noodzakelijk. De eerste oogsten ontstonden uit gewassen die diep wortelden, zoals wintertarwe en koolzaad. Zij moesten de grond gereedmaken voor akkerbouw. In 1949 waren er lagere opbrengsten van het koolzaad doordat het gewas op veel percelen was aangetast door spikkelziekte. Deze wordt veroorzaakt door de schimmel Alternaria brassicae. In het begin van juni 1950 werd de schimmel op verschillende plekken weer geconstateerd. Het vochtige en warme weer in juni deed de verspreiding zienderogen toenemen. Bestrijding was noodzakelijk. Al vroegtijdig had de Directie Wieringermeer in overleg met de Stichting voor Hefschroefvliegtuigen en het Instituut voor Plantenziektenkundig Onderzoek (IPO) maatregelen getroffen om bestrijdingsproeven met de helikopter en de Stinson Vigilant uit te voeren. Aangezien de helikopter, toen deze ingezet moest worden, in revisie was werd naast de Stinson Vigilant gewerkt met een Auster Mk. V. Deze eenmotorige bovendekker was door het ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening gecharterd van N.V. Luchtreclame te Naarden en voor de besproeing enigermate veranderd. Zo was in de romp een aluminium tank aangebracht en was het toestel aan beide zijden onder de vleugel uitgerust met sproeibomen. Het toestel kon ongeveer 200 kg bestrijdingsmiddelen meenemen. 

Op 24 juni 1950 werd onder leiding van dr. W.J. Maan van het IPO voor het eerst een vliegtuig gebruikt om de met spikkelziekte aangetaste koolzaadvelden vanuit de lucht te besproeien met een oplossing van water en koperoxydule. Vanaf 26 juni werd het tweede toestel ingezet. Een aantal gedraineerde grasland kavels werd als vliegveld gebruikt. De 'gronddienst' van de Directie Wieringermeer wees de te besproeien kavels aan en was verantwoordelijk voor het met bakens uitzetten van de 20 m brede stroken op de percelen die het sproeivliegtuig in één vlucht oftewel run behandelde. Voor kavels die breder dan 3 runs waren, werden vlagmannen ingezet. Aan elk kopeinde van de akker stond een man die een witte vlag omhoog hield. De vlieger kon zich op deze vlag richten en in een rechte baan over de kavel vliegen. Zodra het sproeivliegtuig gepasseerd was moest de vlagman zich verplaatsen om de volgende spuitbaan aan te geven. Met een kavelbreedte van 300 m waren er 15 runs nodig om een kavel van 24 ha te besproeien. Er werd tijdens de campagne in de Noordoostpolder 1990 ha koolzaad vanuit de twee vliegtuigen bespoten waarvan ruim 738 ha door de Auster Mk. V. Het tanken van de bestrijdingsmiddelen voor de Auster evenals het onderhouden van de spuitapparatuur van beide vliegtuigen werd door het Shell laboratorium uit Delft verzorgd. Bronnen: Driemaandelijks bericht betreffende Zuiderzeewerken, 1e t/m 4e kwartaal 1950 en IPO jaarverslag 1950.

Op 5 juli 1950 maakte landbouwvlieger August Willem (Wim) Hamming in de Taylorcraft Auster Mk. V met registratie PH-NDB aan het begin van de middag ten zuiden van Espel zijn 7e sproeivlucht van de dag. Hamming werkte als ambtenaar-vlieger voor de Stichting voor Hefschroefvliegtuigen mee aan een onderzoek naar de inzetbaarheid van vliegtuigen bij de bestrijding van ziekten en plagen in de land- en tuinbouw dat geleid werd door het IPO in Wageningen. Bij een sproeivlucht wordt met een vliegsnelheid van 80 à 100 km per uur op een hoogte van 1 à 2 m boven het gewas, rechtlijnig over het terrein gevlogen. Als er een run is uitgevoerd volgt een daaraan evenwijdige run in tegenovergestelde richting. Tussen deze twee runs moet een vliegtuig een bocht beschrijven. De vliegtijd die gemoeid is met het vliegen aan bochten was bij de relatief korte kavels in de Noordoostpolder groter dan het sproeien zelf. Hamming had zich een wijze van vliegen bij het uitvoeren van de sproeivluchten eigen gemaakt, waarbij hij scherpe bochten vloog. 's Middags om kwart over twee ging het mis. Bij het maken van een korte bocht stortte de Auster bij de Zuidermiddenweg neer op kavel NH28. Onmiddellijk nadat het met een hevige slag op de grond was gesmakt sloeg een steekvlam uit het toestel, dat al snel in lichterlaaie stond. De 35-jarige August Willem Hamming kwam bij het ongeval om het leven. Bron: hdekker.info  Engelandvaarder Mr. C.P.K. (Flip) Winckel (1919-2009) uit Wassenaar, die om de nieuwe bestrijdingsmethode gade te slaan op uitnodiging van Hamming naar de Noordoostpolder was gekomen, was ooggetuige van het ongeluk.

In het Utrechts Nieuwsblad van 5 juli 1950 is te lezen: "Vliegtuig verongelukt in N.O.-Polder, Piloot gedood. Hedenmiddag om ongeveer kwart over twee is in de Noordoostpolder bij de Zuider Ringweg in de omgeving van Emmeloord een vliegtuig neergestort, dat gebruikt werd bij onkruidbestrijding uit de lucht. De piloot, een zekere Hammink, is hierbij om het leven gekomen." De volgende dag, 6 juli 1950, staat in dezelfde krant onder de kop "Auster neergestort in N.O.-polder" en "Piloot kwam om het leven" het volgende artikel. "Zoals wij gisteren nog in een deel van onze editie konden melden, is Woensdagmiddag even ten Zuiden van Espel in de N.O.-polder een Auster-vliegtuig neergestort, toen het bezig was een veld met koolzaad te besproeien, dat door een schimmelziekte was aangetast. De piloot van het toestel, de heer A.W. Hamming uit Den Haag, kwam bij dit ongeluk om het leven. Hij was 35 jaar, gehuwd en vader van twee kinderen. Het vliegtuig, dat eigendom was van de N.V. Lucht-reclame te Naarden, vloog onmiddellijk na de val in brand. Een tragische bijzonderheid is dat de moeder van het slachtoffer Woensdag met de 'Kota Iten' als repatriërende uit Indonesië in Nederland zou aankomen.
De heer Hamming was in dienst van het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en werkte voor de stichting hefschroefvliegtuigen bij het onderzoek naar gebruiksmogelijkheden van vliegtuigen ter bestrijding van ziekten en plagen in land- en tuinbouw. Nadat de heer Hamming voor de oorlog de school voor tropische landbouw te Deventer
had afgelopen vertrok hij als planter naar Indonesië. In 1939 werd hij gemobiliseerd bij de militaire luchtvaart aldaar, waar hij zijn vliegopleiding kreeg. Toen Japan Ned. Indië aanviel vloog hij verscheidene malen tegen de vijand. Zo deed hij o.m. mee aan de grote luchtslag boven Soerabaija in februari 1942. Twee dagen later werd zijn Curtiss Hawk op de grond vernield, doch in de Hurricane zette de heer Hamming de strijd voort.
In Augustus 1945, na de capitulatie van Japan, werd hij in Singapore bevrijd en kort daarop keerde hij naar de militaire luchtvaart op Java terug. In 1946 vertrok hij naar Nederland".

De Rijksluchtvaartdienst opende nog dezelfde dag een onderzoek. 's Avonds was de Rijksluchtvaartinspectie van vliegveld Schiphol ter plaatse om samen met de Rijkspolitie een onderzoek in te stellen naar de oorzaak van het ongeval. De zaak diende op 7 mei 1951 voor de Raad voor de Luchtvaart. Het besproeien van akkers door middel van vliegtuigen was een dure geschiedenis omdat het toestel zeer veel bochten moet maken. Om economische redenen was het nodig de bochten zo klein mogelijk te maken. Tijdens de openbare zitting verklaarde een getuige, mr. C.P.K. Winckel, dat de heer Hamming hem vlak voor het ongeluk had verteld dat hij een nieuwe manier gevonden had om het toestel 'om te trappen' dat wil zeggen om een zo scherp mogelijke bocht te maken. De getuige-deskundige, majoor-vlieger M.H. Linthout, die zelf ook bij de sproeiproeven was ingeschakeld, vond het 'omtrappen' zeer gevaarlijk. Hij verklaarde er de vlieger voor gewaarschuwd te hebben. De heer Linthout betoogde voorts, dat een Auster ongeschikt is voor sproeiwerk op lage hoogte. Het was te gevaarlijk om met een Auster scherpe bochten te maken, zo zei hij. Het enige vliegtuig, dat naar de mening van deze getuige geschikt was voor het sproeiwerk in ons land, was een Vigilant, een Amerikaans artillerie-verkenner. Maar dat toestel werd niet meer gebouwd. Ir. C.A.F. Falkenhagen, hoofdinspecteur van de rijksluchtvaartdienst verklaarde in zijn vordering, dat ook hij de Vigilant geschikter achtte voor sproeiwerk dan de Auster. Als meest waarschijnlijke oorzaak van het ongeval zag hij het maken van een te scherpe bocht met een te geringe snelheid. Bronnen: Krantenarchief Delpher.

Op 4 juni 1951 deed de Raad voor de Luchtvaart uitspraak over de toedracht van het ongeluk. Hieronder leest u fragmenten uit de uitspraak die op 15 juni 1951 in de Nederlandse Staatscourant werd gepubliceerd:
"Verloop van het ongeval. Op 5 Juli 1950 om 11 uur vertrok de heer Hamming met vliegtuig PH-NDB van kavel C80 in de N.O.Polder, teneinde verschillende kavels in de N.O.Polder te bespuiten. Gedurende het spuitstofladen na de zesde vlucht sprak de bestuurder met de heer Winckel, die belangstelling voor het werk toonde, waarop de bestuurder hem uitnodigde te gaan kijken bij de percelen 29-31, welke het doel zouden zijn van de zevende vlucht. Gedurende de tijd dat de heer Winckel per auto naar het dichtst bij perceel 29 zijnde weg reed, steeg de heer Hamming op en vloog enige malen over kavel 29. Ongeveer op 40 voet hoogte vliegende in de richting Noord, zette de bestuurder boven kavel 28 een klimmende rechter-bocht in, gevolgd door een korte bocht naar links. Het vliegtuig gleed hierbij af en sloeg, na ± 180° om de verticale as gedraaid te zijn, met de neus omlaag tegen de grond, waarna het in vlammen opging. De bestuurder kwam hierbij om het leven. […] Conclusie: Het ongeval is veroorzaakt doordat de bestuurder een vrij scherpe bocht heeft willen maken, terwijl het vliegtuig met geringe snelheid vloog. Het is daardoor in overtrokken toestand geraakt en afgegleden. De hoogte was zo gering, dat herstel niet meer mogelijk was. Een rol heeft, naar het oordeel van de Raad, bij dit ongeval gespeeld dat de omstandigheid dat het zwaartepunt achterlijker lag dan volgens het bewijs van luchtvaardigheid was toegelaten. Hierdoor wordt de reactie van de roeren belemmerd. Ook het feit dat het vliegtuig overbeladen was, heeft wellicht tot het ongeval bijgedragen. Naar het oordeel van de Raad is het type Auster, voor het maken van sproeivluchten niet geschikt, althans hier te lande, waar de te bespuiten terreinen betrekkelijk klein zijn, zodat veel bochten moeten worden gevlogen. In verband met de kosten moet het te bezigen vliegtuig de bochten scherp kunnen nemen en die eigenschap mist de Auster. […]" 

Op 15 oktober 1952 is aan de Pilotenweg, nabij de plek waar Hamming verongelukte, een herdenkingsteken onthuld.