Botterschuur

Botterschuur
Botterschuur Botterschuur Botterschuur

Plaats: Urk

Locatie: Wijk1-21

Maker:

materiaal: diverse materialen

Jaar: begin 20e eeuw


Beschrijving:

In 1856 werd de haven van Urk uitgebreid met de Westhaven. Klaas Hakvoort, die toen nog visserman was, diende een aanvraag in om een 'hellege' (ellege, hellige of ellige) te bouwen aan het einde van de nieuwe Westhaven. De werf werd in 1878-1879 door Klaas en zijn vier zonen Albert, Klaas , Lub en Pieter met de hand uit de bult gegraven. De stenen muur aan de westzijde van de werf is door gevluchte Belgische militairen opgemetseld, die hier in de WOI waren geïnterneerd. Het eiland Urk werd één van de interneringsoorden voor officieren van de oorlogsvoerende landen.

Dat Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal was en bleef, hield in dat de regering zich diende te houden aan een strikt neutraliteitsbeginsel. Dit had nogal wat voeten in de aarde. Militaire vluchtelingen, vooral na de val van Antwerpen op 10 oktober 1914, kwamen bij grote aantallen over de Nederlandse grens. Nederland was als neutraal land verplicht hen te ontwapenen en te interneren. Interneren betekende niet dat ze als krijgsgevangenen werden beschouwd. Ze werden slechts ‘geneutraliseerd’, dat wil zeggen afgehouden van verdere oorlogvoering. Officieren werden gescheiden van manschappen. Als officieren de belofte gedaan hadden dat ze niet zouden ontsnappen uit Nederland, werden ze ondergebracht in hotels en pensions met een beperkte bewegingsvrijheid in een straal van tien kilometer. Voor gedeserteerde Britse, Franse en Belgische officieren die weigerden op hun erewoord te beloven niet te proberen te ontsnappen, werd in 1915 op Urk een kamp ingericht dat al snel de bijnaam 'île du diable' (eiland van de duivel) kreeg. Op het hoogtepunt van de interneringsperiode waren er in het Urkerkamp zo’n vijftig “dissidenten” ondergebracht, bewaakt door ongeveer evenveel soldaten. Urk was tijdens de Eerste Wereldoorlog nog een eiland in de Zuiderzee. Daarom was het uitermate geschikt om een interneringskamp te plaatsen. Ontsnappen zou lastig zijn. 

Na het overlijden van Klaas Hakvoort in 1918 namen zijn 4 zonen de werf over. In 1918 kochten Albert en Klaas een werf in Monnickendam, Pieter en Lub bleven op Urk. Van 1929 tot en met 1939 werden op de werf 6 nieuwe houten botters gebouwd. Daarnaast hadden de gebroeders het druk met het ombouwen van zeilbotters naar motorbotters. In 1939 gingen Pieter en Lub uit elkaar. Lub had 5 zonen die allen scheepstimmerman waren en Pieter had 2 zonen die meer scheepstimmerman van het fijnere in-timmerwerk waren. Lub en zijn zoons namen de helling voor hun rekening, terwijl Pieter met zijn zoons de schuur onder zijn woning (Wijk 1-20) als timmerwerkplaats gebruikten. In de Tweede Wereldoorlog gaf Pieter Hakvoort onderdak aan mensen die door de Duitsers gezocht werden. In zijn woning was Max Pach, een Joodse jongen, ondergedoken. Daarnaast werd zijn woning een doorgangshuis voor geallieerde piloten die neerstortten in de polder. Onder de schaafbank in de timmerwerkplaats was een schuilplaats gegraven voor ongeveer 5 personen. Later werd ook bij broer Lub een grote schuilplaats gegraven, die hoofdzakelijk werd gebruikt bij razzia’s, maar ook voor de hulp aan piloten. Op maandag 29 mei 1944 werd Pieter Hakvoort door de Duitsers gearresteerd en via kamp Amersfoort naar Neugamme in Duitsland getransporteerd. Daar stierf hij op 22 december 1944 aan dysenterie. Zijn stoffelijk overschot werd na de oorlog op Urk herbegraven.

Vanaf 1947 werden op de 'hellege' een aantal van de sleepbedden vervangen door wagens op rails. De schepen werden steeds langer en daardoor konden deze in verband met hun lengte, niet meer drooggezet worden. Naast het renoveren en herstellen van houten botters ging men over tot ijzerbouw. In 1948 werd een zgn. stoomhamer aangeschaft waarmee elektrisch kon worden geklonken. Tot 1987 was de werf eigendom van de familie Hakvoort. Van 1987-1995 voerde Henk Koffeman het bewind over de werf. De werkzaamheden op de werf kwamen in 1995 vrijwel tot stilstand. Bron: De ontwikkeling van de Urker scheepswerven.

In maart 2011 verkocht de familie Hakvoort de Botterschuur op Wijk 1-21 aan de gemeente die het op haar beurt in november 2011 doorverkocht aan de Stichting Urker Botter. Met een LEADER-subsidie van € 242.300,-, waarvan de gemeente de helft heeft bijgedrage, is de oude werfschuur van Hakvoort volledig gerenoveerd en teruggebracht naar de staat van rond 1920. Op 16 mei 2013 werd de Botterschuur officieel geopend. De Stichting Urker Botter had gehoopt op de aanwezigheid van prinses Beatrix, maar zij was verhinderd. Prinses Beatrix stelde wel de Groene Draeck ter beschikking om de opening feestelijk te ondersteunen. De historische Lemsteraak begeleidde de UK 12 vanaf de Bataviawerf naar de ligplaats bij de Botterschuur. Na de binnenkomst van de botter verrichtte Commissaris van de Koning Leen Verbeek, de openingshandeling. Hij deed dit door een botterzeil, dat de hoofdingang afsloot, weg te trekken.

Op initiatief van de Stichting Urk in Oorlogstijd werd op 9 juli 2020 naast de voormalige woning van de familie Hakvoort, Wijk 1-20 een herinneringspaneel onthuld met het verhaal en foto's van de familie Hakvoort en de onderduikers. De onthulling werd verricht door Erica Pach, de dochter van Max Pach en Pieter Gerssen, de kleinzoon van Pieter Hakvoort.