Veenderijschuit NN14-15

Veenderijschuit NN14-15

Plaats: Luttelgeest

Locatie: Sportterrein

Maker:

materiaal: eikenhout

Jaar: 17e eeuw


Beschrijving:

Bij het graven van een sloot tussen kavel NN14 en NN15 werd in 1944 een vaartuig aangetroffen. In juli 1944 werd het schip onderzocht door D. Huismans, technisch assistent van het Openluchtmuseum in Arnhem. Huismans maakte aantekeningen en schetsen van het schip. De voornaamste schets geeft een bovenaanzicht met de hoofdmaten en een langsdoorsnede met onder andere de valling van de stevens. De andere schetsen geven details van de belangrijkste constructie-elementen. Na het korte onderzoek werden de zijden van het schip gesloopt, omdat het vaartuig precies in de sloot tussen de kavels NN14 en NN15 lag. De sloot werd verder afgewerkt. In 1947 werd de kavelsloot uitgediept. Men kwam opnieuw het wrak tegen. Bij het daaropvolgende onderzoek bleek dat de achtersteven op kavel NN15 lag en de rest zich op kavel NN14 bevond. 

Het onderzoek wees uit dat het ging om een eikenhouten schip met vlakke bodem en overnaads gebouwde zijden. Het vaartuig is ongeveer 14,50 m lang en 3,00 m breed, de zijden waren 0,66 m hoog. Het schip had geen roer en geen mastgat, dus geen mast of zeil en werd voortgeduwd door middel van een boom. In het vaartuig zijn veenresten aangetroffen. In zijn brief van 17 juli 1944 schreef P.J.R. Modderman, archeoloog aan het toenmalige Biologisch-Archeologisch Instituut in Groningen, aan zijn directeur A.E. van Giffen: "Van de lading troffen wij nog enkele turven aan". Behalve twee fragmenten en enige aardewerken scherven zijn in het vaartuig geen voorwerpen gevonden. Om de voorsteven werden kettingresten aangetroffen. Naar aanleiding hiervan noteerde Huismans in zijn verslag uit 1944 het volgende: "Het schip wat helemaal berekend was op de zee met hol water had om de voorsteven kettingresten, is dus vermoedelijk getrokken geweest, natuurlijk blijft altijd de mogelijkheid, dat het losgeraakt en naar zee afgedreven is". Het vaartuig is ongeveer 5 km ten zuiden van de haven van Kuinre gezonken. Tijdens de tweede opgraving in 1947 heeft Gerrit van der Heide, die in 1946 Modderman had opgevolgd, het vlak getekend. Bij bestudering van het bodemprofiel bleek dat het schip door een zoutwaterafzetting was gezakt en dat zich boven het wrak een schelpenlaagje bevond. Dat betekent dat het schip voor 1660-1670 is vergaan.

In 1984 is een poging gedaan om aan de hand van de tekeningen van Huismans een reconstructietekening van het vaartuig te maken. De reconstructie op basis van de tekeningen van Huisman bleek in grote lijnen mogelijk, maar op sommige punten vertoonden de aantekeningen van Huismans grote lacunes. De aanleiding voor deze poging was de opgraving van een identieke werkschuit in 1973 op de kavel OB 51 in Lelystad. In het ruim lag bij onderzoek nog een 6 cm dikke laag veen of turfresten tussen de balken op de bodem. Vandaar dat deze schuit als veenderijschuit werd aangemerkt. De beide veenderijschuiten vertonen grote overeenkomst met de schuit die Hendrick Avercamp op de voorgrond van zijn schilderij 'Winterlandschap met IJsvermaak' uit 1608 heeft afgebeeld.

Bronnen: Werkdocument 1984-239 Awb van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders en Werkdocument 1985-138 van de Rijksdocument voor de IJsselmeerpolders.