Hoogwaterkanon

Hoogwaterkanon
Hoogwaterkanon Hoogwaterkanon Hoogwaterkanon Hoogwaterkanon Hoogwaterkanon

Plaats: Blankenham

Locatie: Blokzijlerdijk

Maker: Lambert Sevart wapenfabriek

materiaal: gietijzer

Jaar: 1817


Beschrijving:

Blankenham is een voormalig Zuiderzeedorp aan de grens van de Noordoostpolder. In 1776 en 1825 vonden twee grote overstromingen plaats die in Blankenham grote vernielingen aanrichtten. Het najaar van 1824 was erg nat en stormachtig geweest. De zeedijk bij Blankenham was daardoor in slechte conditie geraakt en hier en daar al verzakt. Op 4 februari 1825 brak de dijk maar liefst op zes plaasten. De zogenaamde kolken of wielen getuige hiervan. Na elke dijkdoorbraak ontstond achter de dijk een diep gat, waarin het water ook na het dichten van de dijk bleef staan. Rond elke zwakke plek ontstond een nieuwe lus in de dijk.

Om voor toekomstige rampen gewaarschuwd te zijn plaatste men tussen Vollenhove en Kuinre een aantal kanonnen. Op de dijk bij Blankenham werden twee plaatsen ingericht met kanonnen die bediend werden door leden van de dijkwacht. De kanonniers dienden bij dreigend hoog water de bevolking te waarschuwen. Zodra op de peilschaal 2 el 3 palm (2,30 m) boven dagelijks water oftewel volzee af te lezen was werd een schot gelost. Bij 2 el 8 palm (2,80 m) boven dagelijks water vuurden de kanonniers twee schoten af. Bij drie schoten wist men dat het water tot aan de kruin van de dijk stond. Als men vier schoten afvuurden was er een dijkdoorbraak en moesten de bewoners zo snel mogelijk hogere delen opzoeken. Bij dreigend hoog water werd het kanon met zeven pond kruit gevuld. Nadat het slaghoedje bevestigd was kon de kanonnier aan een lang touw trekken en ging het kanon af. Op 8 april 1930 heeft Hendrik Jan van der Linde, die in 1920 officieel beëdigd was als kanonnier, het kanon op de Blokzijlerdijk voor het laatst afgeschoten, het water had een peil bereikt van 2.80 m boven NAP.

Niet alle kanonnen die op de zeedijk werden gebruikt zijn bewaard gebleven. Tijdens de bezettingsjaren 1940-1945 was er veel metaal nodig voor de oorlogsvoering. Alle kannonnen die van koper en brons vervaardigd waren moesten van de Duitse bezetters worden ingeleverd. De Duitsers hadden geen belangstelling voor de exemplaren in Blankenham die uit ijzer waren gegoten, vandaar dat dit geschut op de zeedijk kon blijven staan. Het waren zogenaamde twaalfponders, gegoten in 1817 in de Lambert Sevart wapenfabriek in Luik. De twee kanonnen waren eigendom van het waterschap Vollenhove. Het kanon heeft een diameter van 12 cm en weegt 1500 kg. Het kanon dat nu nog op de Blokzijlerdijk staat is overgedragen aan de gemeente Blankenham, die er een nieuw houten rolpaard (onderstel) onder liet maken. Het andere kanon is in 1948 door het waterschap Vollenhove aan het destijds pas opgerichte Museum Schokland op Middelbuurt geschonken. 

In de nieuwjaarsnacht van 1963-1964 is het hoogwaterkanon bij wijze van nieuwjaarsstunt geroofd. Hieronder een deel van het verhaal uit De Noordoostpolder van 22 januari 1964. "[…] Het kanon dat wederrechtelijk naar Luttelgeest was vervoerd in de oudejaarsnacht was geroofd door vijf Luttelgeester jongens n.l. Martin Kuipers, Jan Kuipers, Pieter van Delden, Jan Stap en Geert Kornet. Het was Jan Kuipers die in het najaar van 1963 tijdens werkzaamheden op het land op het idee kwam om het kanon uit Blankenham te verplaatsen naar Luttelgeest. Samen met de anderen werd het plan uitgewerkt, waartoe zij ver van te voren reeds enige malen 's nachts naar Blankenham togen om de mogelijkheid van vervoer van het kanon te bespreken en uit te werken. In de laatste week van 1963 werd hiervoor een wagen bij de smid gehaald en omgebouwd tot een zeer sterke aanhangwagen. Met behulp van een tractor toog men Oudejaarsnacht naar Blankenham, waar men het kanon met handkracht, doch op zeer ingenieuze wijze op de kar plaatste. Om half vijf nieuwjaarsmorgen was het kanon in Luttelgeest geplaatst. Het was niet alleen begonnen om een stunt. Jan Kuipers had zich enigszins geërgerd dat het kanon in Blankenham op een zand-depot stond, gedeeltelijk verborgen onder een hoop zand. Hij meende dat het kanon een beter zorg en plaats verdiende. Het doel is nu zeker bereikt, want de 'stunt' is geslaagd, terwijl het kanon te Blankenham een plaats zou krijgen in het centrum van Kerkbuurt en in het vervolg ongetwijfeld aanspraak zal kunnen maken op voldoende onderhoud […]". 

Om het 1500 kg zware kanon te ontvoeren werd door smid Kees Weevers een hefkarretje gemaakt. Met een zware tractor wisten de 5 jongens het gevaarte naar Luttelgeest te brengen. Jan Stap reed met een bromfiets vooruit om te kijken of de kust veilig was. In Blankenham kwamen ze een inwoner tegen. Die vond het wel een mooie grap en zei dat hij de zes dronken jongens die bij hem thuis zaten binnen zou houden, zodat niemand de stunt kon verstoren. Burgemeester Gerrit Groenendaal (1907-1996) van Kuinre en Blankenham had even moeite de humor van de stunt in te zien. Hij wilde de kosten om het kanon weer naar Blankenham terug te brengen op het vijftal verhalen, maar uiteindelijk overwon de lach en werd zelfs een heel theaterstuk opgevoerd. Bron: Flevopost, 26 januari 2009. Hoofdmeester Frits van Willigen haalde, in de rol van Henric de Crane, graaf van Kuinre, heer van Emmeloord, Ens en Urk, het kanon op 18 januari 1964 terug naar Blankenham en heeft bij die gelegenheid de kanonrovers tot ridder geslagen. Het hoogwaterkanon werd na terugkomst enkele dagen bewaakt door één van de stenen leeuwen uit Emmeloord. 

Na de 'ontvoering' kreeg het hoogwaterkanon een plek in het centrum van het dorp, op de oude zeedijk tegenover het middeleeuwse kerkje. In 1992 werd het op de Blokzijlerdijk bij het gereconstrueerde kruithuisje geplaatst. Waterschap Vollenhove wilde ook het tweede hoogwaterkanon weer op de dijk plaatsen. Op 23 april 1992 stond in De Noordoostpolder onder de kop "Waterschap Vollenhove wil kanon terug" het volgende artikel: "Schokland - Het Waterschap Vollenhove wil het kanon terug van de gemeente Noordoostpolder, dat het in 1948 gratis ter beschikking stelde van Museum Schokland via de Rijksdienst voor het Oudheidskundig Bodemonderzoek. De loop van het ijzeren kanon stamt uit 1558. Het kanon kwam 1 oktober 1987 in het bezit van de gemeente NOP, toen het museum door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders werd overgedragen. Het gemeentebestuur erkent dat het kanon weliswaar door een beschikkingsonbevoegde is overgedragen, maar beschouwt het als een 'verktijger te goeder trouw'. Zij biedt het Waterschap aan op eigen kosten een replica te laten maken, maar wil het kanon niet kwijt. 'Dit sierraad willen we graag op Schokland houden', is het commentaar van wethouder W.P. Omta."