Verlosserkerk

Verlosserkerk

Plaats: Marknesse

Locatie: Sluis 1-5

Architect: F.B. Jantzen

materiaal: ijsselsteen, dakpannen, glas

Jaar: 1955


Beschrijving:

In 1944 stichtte de urgentiecommissie van de Nederlands Hervormde Kerk voorlopig een gemeente in het nieuwe land. In november 1945 werd een noodkerkenraad van elf ouderlingen en vier diakenen gevormd. Door de oorlog was er voor de bouw van kerken onvoldoende materiaal te krijgen en maakten men gebruik van de kantines in de werkkampen. Vrijwel direct na de oorlog stelde de Zwitserse Kerk de Ned. Herv. Kerk enkele houten noodkerken beschikbaar voor de Noordoostpolder. In januari 1946 arriveerden de eerste twee in Nederland, die onder leiding van een Zwitserse architect in Emmeloord en Ens opgebouwd werden. Geheel voor eigen rekening bouwde de Synode van de Ned. Herv. Kerk speciaal voor het rayon Marknesse een houten noodkerk met bijbehorende pastorie. Het kerkje aan de Oudeweg werd werd op 15 december 1946 in gebruik genomen en bood plaats aan 250 personen. Pas op 1 januari 1947 werd de gemeente 'De Noord Oost Polder' tot zelfstandige gemeente verklaard. Er werd gekozen voor één centrale gemeente die drie buurtgemeenten omvatte: Emmeloord met Espel en Rutten, Marknesse met Luttelgeest en Ens met Nagele. In februari 1947 beriep de Ned. Herv. Gemeente Noord Oost Polder voor het rayon Marknesse Ds. Gerhardus Helenus Bleeker, legerpredikant met verlof te Murmerwoude.

Voor de bouw van nieuwe kerken in de Noordoostpolder was het Zuiderzeefonds van de Nederlandse Hervormde Kerk opgericht. Elke provincie, of groep van provincies, kreeg de zorg voor de stichting van een kerk met bijgebouwen in een bepaald dorp. Vanaf 1 januari 1942 moesten de verschillende provinciale kerkbesturen hiervoor jaarlijks een collecte houden. De bedoeling was de benodigde gelden in 5 jaar bijeen te brengen. Overijssel moest zorgdragen voor een kerk in Marknesse. Maar de kosten voor de kerk kwamen niet alleen voor rekening van de Hervormden in Overijssel. Tussen 1954 en 1960 was de 'Regeling financiering Kerkenbouw in de Noordoostpolder' van kracht wat inhield dat het Rijk 40% van de bouwkosten van de kerk bijdroeg. In november 1953 werd de ontwerpschets die architect Ferdinand Jantzen voor de Verlosserkerk gemaakt had goedgekeurd. In plaats van vernoemingen naar heiligen zoals dat bij katholieke kerken gebruikelijk is, zijn de namen van hervormde kerken gerelateerd aan passages uit de bijbel. De naam van de Verlosserkerk verwijst naar het Oude Testament waar we meermalen lezen dat God de Verlosser is.

Op 15 april 1954 ging de eerste spade de grond in voor de vierde definitieve Hervormde Kerk in de Noordoostpolder. Dit geschiedde door de toen 9-jarige Alle van 't Zet, de eerste dopeling van de Ned. Hervormde Kerk in Marknesse. In 1954-1955 werd de kerk in opdracht van het Bestuur van het Zuiderzeefonds van de Ned. Herv. Kerk gebouwd door aannemer K. Ooms uit Ens. De totale bouwkosten bedroegen ƒ 400.000,-. Het gebouw werd op tijd opgeleverd, maar met de inwijding werd gewacht tot de orgelbouwer het orgel geheel afhad. Tijdens een bijzonder dienst op 4 augustus 1955 werd de Verlosserkerk in gebruik genomen. Ds. G.H. Bleeker zei bij deze gelegenheid: "We hebben gekregen wat we wilden, een dorpskerk, die de mensen aanspreekt". Het kerkgebouw ligt excentrisch en sluit de Breestraat aan de zuidkant af. Het is een traditionalistische, in een aan de Delftse school verwante bouwstijl, opgetrokken zaalkerk met aangebouwd vergaderlokaal. Het kerkgebouw is smal en hoog. De kerk staat op een rechthoekig grondplan onder een met grijsblauwe pannen gedekt zadeldak. Het aangebouwde ingangsportaal heeft eveneens een zadeldak met pannen. De gevels zijn gemetseld van ijsselsteen, een klein soort gele baksteen die sinds de 15e eeuw in steenfabrieken langs de rivier de IJssel geproduceerd worden van klei uit de uiterwaarden. De muren zijn opgetrokken in een staand klezoorverband. Het klezoorverband is verwant aan het halfsteensverband en bestaat eveneens uit lagen van vrijwel uitsluitend strekken, hele bakstenen. Bij dit verband verspringen de lagen echter slechts een klezoorlengte (1/4 steen) in plaats van een halve steen, ofwel de lagen overdekken elkaar over de lengte van 3/4 steen. De klezoor kan op diverse wijze toegepast worden zodat er een lopend of staand verband ontstaat. Wanneer de lagen om de andere laag een kwart steen terug springen, waardoor de stootvoegen om de laag recht boven elkaar liggen, spreken we van staand klezoorverband, of klezoorverband met ‘staande tand’. 

Bij het ontwerpen van kerkgebouwen maakte architect Ferdinand Jantzen veelvuldig gebruik van symbolische verwijzingen naar het christelijk geloof. In de voorgevel zit een roosvenster dat is uitgevoerd door atelier G. Schoneveld uit Amsterdam waarin een tweetal symbolen verwerkt zijn. Je herkent de plattegrond van de Noordoostpolder waarin de verbindingen tussen de verschillende kleuren gebrandschilderd glas-in-lood ongeveer de dorpen aanwijzen. Hierdoor verweven is het kerkelijk zegel van de Hervormde gemeente Noordoostpolder zichtbaar, namelijk een kandelaar met zeven sterren, voorstellende de zeven gemeenten in de polder. Het kerkelijk zegel is ontworpen door de heer Heeuwkens, die opzichter was van de afdeling schilderwerken bij de Directie Wieringermeer. In de Openbaring van Johannes wordt de kerk van God voorgesteld als een kandelaar. De kandelaar die licht moet geven in de Wereld. Zeven is het getal van de volmaaktheid. Ten tijden van het ontwerp van het kerkelijk zegel ging men er nog van uit dat Emmeloord omringd zou worden door 6 dorpen, inclusief Kuinre. In 1946 is besloten om het aantal dorpen van vijf uit te breiden tot tien. 

Het interieur van de Verlosserkerk is zeer fraai. Architect Ferdinand B. Jantzen wilde dat iedereen zich direct zou realiseren in een kerk te zijn. Daar heeft hij goed over nagedacht. Het middenpad van deze langskerk was op de avondmaalstafel gericht. De achterwand, waarvoor de tafel was opgesteld, weerkaatst het licht uit twee hoog opgaande zijramen waarin doop en avondmaal zijn afgebeeld. De kansel stond links op één lijn met de avondmaalstafel. Rechts naast de avondmaalstafel stonden lessenaar en doopvont. Rechts van het liturgisch centrum bevond zich een eenvoudige en imposante bank voor de kerkeraad. De kerkzaal heeft een ziende kap, een kap waarbij de dakconstructie vanuit de eronder liggende gebruiksruimte zichtbaar is. Het dak wordt langs de zijwanden geschraagd door twee rijen van met licht metaal beklede vierkante pijlers. De ontwerpen voor de gebrandschilderde glas-in-loodramen zijn door architect Jantzen geleverd. De zes grote ramen in de zijgevel van de kerkzaal verbeelden de oude Zuiderzee met een vissersboot, het oude kerkje op Schokland en het opkomende graan in de Noordoostpolder. De laatste vier ramen tonen de symbolen van de 4 evangelisten. Matteüs wordt afgebeeld als engel, Markus als gevleugelde leeuw, Lukas als gevleugeld rund en Johannes als gevleugelde adelaar. De herkomst van die vier wezens gaat terug op oude oosterse mythen waarin zij fungeren als bewakers van de vier zuilen waarop de wereld is gegrondvest. Ze komen ook in de bijbel voor, zowel in het Oude- als in het Nieuwe Testament. Omdat je door glas-in-lood niet naar buiten kunt kijken, blijft de aandacht naar binnen gericht. Het licht van buiten komt wel naar binnen. De voorstellingen kunnen aanzetten tot meditatie of gebed.

De Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk kon zich na de Tweede Wereldoorlog actief bezig houden met de wederopbouw en de bouw van nieuwe kerken aangezien niet de kerkgemeenten, maar het nationale kerkverband de eigenaar was van de kerkelijke gebouwen. Een beoordelingscommissie, bestaande uit de bouwkundig adviseur B.T. Boeyinga (1886-1969) en de architecten A.J. van der Steur (1895-1963) en J.H. Groenewegen (1901-1958), bracht advies uit over de architectenkeuze. Deze commissie beoordeelde de kerkontwerpen op zowel architectonische kwaliteiten als op de inrichting van de kerk, de praktische bruikbaarheid en de waardigheid en de opstelling van het liturgisch meubilair. Daarnaast gaf zij advies over de keuze van een kunstenaar voor het ontwerpen van bijvoorbeeld een doopvont, een wandkleed of gebrandschilderd glas. In 1947 publiceerde de Synode 'Aanwijzingen inzake de Kerkbouw', waarin een eerste poging werd gedaan om op landelijke niveau richtlijnen voor kerkbouw en restauratie op te stellen. Hierop bracht een Studiecommissie in 1954 het rapport 'Beginselen van kerkbouw' uit aan de Synode. In dit rapport kwam de plaats voor het orgel en het zangkoor ook aan de orde. De commissie waarschuwde voor een volumineus orgelfront tegen de aandachtswand, de wand achter het liturgisch centrum. Het orgel zou op deze wijze teveel aandacht opeisen en afleiden van de eredienst. Het orgel had slechts een ondersteunende functie en kwam beter tot zijn recht op een orgelgalerij, waar eventueel ook een kerkkoor gesitueerd kon worden om de gemeentezang te begeleiden. Een orgel tegen de zijgevel was toelaatbaar, zo lang dit niet ten koste ging van de gerichtheid op het liturgisch centrum. Bron: Nederlandse kerkarchitectuur in de twintigste eeuw, door M.J. Melchers. 

In 1951 bouwde Willem van Leeuwen (1903-1992) uit Leiderdorp voor De Hoeksteen in Emmeloord een orgel, waarvan na een jaar bleek dat het te klein was voor de kerkzaal. In 1952 werd dit orgel door Van Leeuwen gedemonteerd en opgeslagen. Uit de opmerking in het overzicht van stukken uit het orgelarchief van Lambert Erné blijkt dat er over gedacht is dit orgel naar Marknesse over te plaatsen. Maar dat dit niet is doorgegaan blijkt uit de volgende notitie: "Het orgel van Emmeloord ging niet naar Marknesse maar naar Creil". Uit voornoemde stukken komt tevens naar voren dat op 23 februari 1953 een offerte werd aangevraagd voor de bouw van een orgel voor de kerk in Marknesse. Uit correspondentie van 1 maart 1954 wordt duidelijk dat het orgel zoals architect F.B. Jantzen dat wilde, een te gering volume voor de kerk gaf. Op 21 maart 1955 is de opdracht voor de bouw van het orgel bevestigd. De firma van Leeuwen bouwde voor de Verlosserkerk een nieuw, symmetrisch vormgegeven orgel dat geplaatst werd op de orgelgalerij, voor het roosvenster. Bij de nieuwbouw van orgels binnen de Hervormde kerk was na de Tweede Wereldoorlog altijd de ‘Synodale Orgelcommissie der Nederlandsche Hervormde kerk' betrokken, in de wandeling de Hervormde Orgelcommissie genoemd. Het klankideaal dat de commissie nastreefde, was dat van de Noord-Duitse barok. Bij de ingebruikname van het kerkgebouw op 4 augustus 1955 werd het orgel overgedragen door een lid van de orgelcommissie van de Ned. Hervormde Kerk, de heer W. Huisman, organist van de Grote Kerk te Amersfoort. Het orgel werd bespeeld door Gerard Kievit (1923-1959), organist van de Ned. Herv. Kerk in Emmeloord. Het instrument is een 2 klaviers mechanisch sleepladen orgel met 16 sprekende stemmen. Het pijporgel heeft een omsloten orgelkas. Het front volgt het profiel van de pijpopstelling. De afdekking van de velden en torens is schuin, met de lengte van het pijpwerk mee. Kijk hier voor foto's en meer informatie over het orgel.

In het midden van de mahonie houten gesloten balustrade van het balkon is een houtsnijwerk aangebracht, dat naar ontwerp van architect Frantzen is uitgevoerd door uitvoerder W. De Graaf uit Emmeloord, die uitvoerder in dienst van de aannemer van het kerkgebouw was, de firma Ooms uit Ens. De Graaf vervaardigde het houtsnijwerk in zijn vrije tijd. Het kunstwerk stelt de christelijke barmhartigheid voor in de vorm van een pelikaan die zijn borst open pikt om zijn jongen met zijn eigen bloed te voeden. De in zijn borst pikkende pelikaan is een symbool van Christus die zich voor de mensheid heeft opgeofferd. Onder de voorstelling staat 'BARMHARTIGHEID'. Met dit houtsnijwerk heeft de heer De Graaf op de tentoonstelling Vaardige handen in Emmeloord een 1e prijs gewonnen.

De overheid subsidieerde de 21 meter hoge vierkante, half-ingebouwde kerktoren met op 16 m hoogte een balustrade en opengewerkte achtzijdige lantaarn. De klokken werden geleverd door de firma van Bergen uit Midwolda, die de kleinste van de drie luidklokken aanbood als openingsgeschenk. Bovenop de toren staat een kogge als windwijzer. In de oostgevel bevindt zich een zandstenen reliëf van het Lam Gods met kruisbanier en een jaartalsteen. Sinds de Nederlands Hervormde Gemeente in 2001 samen is gegaan met de Gereformeerde Gemeente wordt de Verlosserkerk gebruikt door de Protestantse Gemeente Marknesse. Bij het samengaan is de kerkgebouw aan de achterzijde van een eenlaags uitbouw voorzien. De voormalige Gereformeerde Kerk aan de Grachtwal is in 2005 gesloopt.

In het dorp is de Dominee Bleekerstraat vernoemd naar de eerste hervormde predikant van Marknesse. Gerhardus Helenus Bleeker is op 31 oktober 1908 in Drachten geboren. Hij kwam uit een hervormd 'nest'. Zijn vader was arts, maar zijn grootvader en twee ooms van vaderskant waren hervormd predikant en twee tantes, eveneens van vaderskant, waren gehuwd met een hervormde predikant. Gerard Bleeker studeerde theologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1941 werd hij kandidaat gesteld. In 1942 werd hij hulppredikant in Uithuizen en een jaar later predikant in Niekerk-Oldekerk. Op 28 oktober 1943 trouwde Gerard Bleeker in Murmerwoude met Lammigje Hiddes Frankena (1922-1993). Tijdens de oorlog had ds. Bleeker als predikant in Niekerk-Oldekerk, twee Joodse onderduikers in huis. Ds. Bleeker werd in 1945 legerpredikant in Nederlands-Indië. Op 13 april 1947 werd ds. Bleeker als eerste predikant van de Hervormde gemeente in Marknesse geïnstalleerd. Geheel onverwachts overleed ds. Gerard Bleeker aan een hartaanval op 13 mei 1961 tijdens een familibezoek in Groningen. Hij werd 52 jaar. Ds. Bleeker was in de polder een alom gezien figuur. Hij heeft de opbouw van de polder meegemaakt en was voorzitter van het provinciaal kerkbestuur van de Ned. Herv. Kerk in Overijssel. Ds. Bleeker was een indrukwekkend man en had een pracht van een stem. Bij bijzondere kerkdiensten speelde hij viool. Ds. Gerard Bleeker vond zijn laatste rustplaats op de Algemene Begraafplaats in Marknesse.

Architect

Ferdinand Bernardus Jantzen werd op 29 juni 1895 in Amsterdam geboren. Hij volgde de in zijn tijd gebruikelijke combinatie van een opleiding met praktijkwerk op architectenbureaus. Na een vooropleiding op de ambachtsschool Concordia Internos in Amsterdam volgde hij avondonderwijs aan de Teekenschool voor Kunstambachten en de Hendrick de Keyserschool. Als opzichter en tekenaar op de architectenbureaus van Posthumus-Meyes en Ed. Cuypers begon F.B. Jantzen zijn loopbaan. Op de bureaus van H.A.J. en Jan Baanders en A.D.N. van Gendt was hij werkzaam als adjunct-architect. In 1922, twee jaar nadat hij afstudeerde aan de Academie voor Bouwkunst in Amsterdam, besloot hij als zelfstandig architect aan de slag te gaan.

Ferdinand Jantzen ontwierp het kerkelijk dienstgebouw Pniël aan de Marnixstraat 81-83 (1922) en woningen en winkels op de hoek Amstelveenseweg-Kalfjeslaan (1930) in Amsterdam. Hij ontwierp meerdere kerken, waaronder in Amsterdam de kerk Westerwijk met bovenliggende woningen aan de Admiraal de Ruyterweg (1926), de Jeruzalemkerk aan het Jan Mayenplein (1929), de Maarten Lutherkerk in de Dintelstraat en de Augustanakerk (1957). Jantzen was de zoon van een opzichter bij één van de diaconale stichtingen in Amsterdam en bij het ontwerpen van kerken maakte de architect veelvuldig gebruik van bijbelse symboliek. Buiten Amsterdam ontwierp hij onder andere in in Eindhoven de Schootsekerk (1931), in Bussum de Evangelisch-Lutherse kerk aan de Mecklenburglaan (1937), in IJmuiden de Hervormde Goede Herderkerk aan de Velserduinweg (1934), in Oegstgeest de Hervormde Pauliskerk (1932) en in Marknesse de Hervormde Verlosserkerk (1955). Als restauratiearchitect was Jantzen verantwoordelijk voor de herbouw van de door brand verwoeste kerk van Loenen (1948-1949). Ook herstelde hij in 1948 de door oorlogsschade getroffen kerken van Heusden en Vlijmen. In Amsterdam verzorgde hij in de oorlogsjaren een opmeting van de Westerkerk met het oog op een restauratie die pas veel later zou worden gerealiseerd. Ferdinand Jantzen ontwierp, naast kerken, ook wel kerkmeubilair.

Zijn oeuvre van vóór 1940 wordt gekenmerkt door een persoonlijke interpretatie van het idioom van de Amsterdamse School, geïnspireerd op het expressionistisch kubisme van Frank Lloyd Wright. In de wederopbouwperiode werd zijn vormgeving sober en meer functioneel bepaald.  Zijn vrije tijd besteedde Jantzen graag aan de bestudering van stedebouw, historische kerkbouw en het maken van reisschetsen. Tevens was hij een liefhebber van decoratieve kunst en kunstnijverheid. Op 25 augustus 1987 overleed Ferdinand Bernardus Jantzen op 92-jarige leeftijd in Ede.

Bron: Het Cuypersbulletin Jaargang 21 Nummer 2, 2016: 'Maarten Lutherkerk te Amsterdam Gemeentelijk Monument' door Guido Hoogewoud