Kerk Gereformeerde Gemeente

Kerk Gereformeerde Gemeente

Plaats: Marknesse

Locatie: Korte Voor 16

Architect: J. Grijpma

materiaal: baksteen, kloostermoppen, dakpannen

Jaar: 1951-1952


Beschrijving:

Het kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente in Marknesse is in 1951-1952 gebouwd door bouwbedrijf gebrs. Frankema uit Lemmer, naar een ontwerp van architect Jan Grijpma uit Oosterbeek. De oprichting van de kerk was een particulier initiatief van enkele pionierende boeren uit Walcheren die zich in en rondom Marknesse hadden gevestigd. Het kerkgebouw werd op 11 september 1952 in gebruik genomen. De zaalkerk, het tweede definitieve kerkgebouw in de Noordoostpolder, is gebouwd in neo-Romaanse stijl. Het is een langwerpig gebouw met een kleine, middeleeuws aandoende kerktoren. De achthoekige toren was bekroond door een spits met daarop een pijl, die als windwijzer dienst deed. Tegenwoordig prijkt op de staf op de toren een vaste pijl. Vanwege materiaalschaarste mochten tijdens de eerste jaren na de oorlog geen kerktorens gebouwd worden. Na 1950 mochten torens alleen gebouwd worden als kerkbesturen dat zelf financierden. Pas vanaf 1954 was er in de Noordoostpolder een speciale subsidieregeling van kracht om de kerkbouw en de bouw van een kerktoren te financieren.

De kerk staat op een rechthoekig grondplan onder een met blauwe pannen gedekt zadeldak. De ramen in de kerk zijn lang en smal en verdeeld in kleine ruitjes. De vensters zijn van glas-in-loodramen in tufsteen en worden omlijst door witte bakstenen. Waar men weinig bij stil staat is de manier waarop de metselaar stenen metselt, met andere woorden het metselverband. Het metselverband is echter éen van de belangrijkste aspecten van een bouwwerk omdat hiermee een sterke en toch aantrekkelijk ogende muur verkregen wordt. De gevels van de Gereformeerde kerk zijn uitgevoerd in een wildverband. Zoals de naam al zegt is er niet dadelijk een patroon te zien. De metselaar krijgt een grotere vrijheid bij het plaatsen van hele stenen, klezoren of koppen. Hij metselt willekeurig. En toch, zelfs bij een wildverband of vrijverband, respecteert hij enkele regeltjes voor een correct resultaat. In de uitvoeringsrichtlijn metselwerkconstructies staat het wildverband als volgt omschreven:
* Hoeken beginnen met een streek (hele baksteen), drieklezoor (3/4 baksteen) of een metselkop (kopse kant van de baksteen).
* Het verband mag geen regelmaat vertonen.
Wildverband komt vaak voor als verschillende soorten metselstenen in één vlak voorkomen, zoals hier het geval is. De gevels zijn opgetrokken van oude rode kloostermoppen, afgewisseld met paarse en gele bakstenen. Kloostermoppen, ook wel kloosterstenen of monniksstenen genoemd, zijn middeleeuwse bakstenen die veel groter zijn dan de huidige bakstenen. Ze werden vaak in een kloosteroven gebakken en vooral gebruikt in kloosters, kerken en kastelen. 

In 1931 werd de Nederland Hervormde kerk in Kloosterhaar voorzien van een elektro-pneumatisch orgel dat gebouwd was door de firma A.S.J. Dekker uit Goes. Dit instrument werd in 1963 door Piet Zwart en Th. Steensma gereviseerd en in de Gereformeerde Gemeente in Marknesse geplaatst. Het instrument is een balustradeorgel, een pijporgel dat met de voorzijde, het orgelfront, geïntegreerd is in de balustrade van het orgelbalkon. De klaviatuur zit aan de rechter zijkant van het instrument. Het orgel heeft één klavier en een aangehangen pedaal. Een pedaal kan een zelfstandig werk zijn, dan heeft het voetklavier een eigen windlade met eigen registers. Maar een pedaal kan ook aangehangen zijn zoals hier het geval is. Een aangehangen pedaal is een permanente koppeling die het pedaalklavier aan het manuaalklavier verbindt. Als de organist de pedaaltoetsen met zijn voeten beroert, worden de toetsen van het manuaal ingedrukt. Het manuaal heeft een omvang van C-g3 en het pedaal C-d1, dat betekent dat het handklavier 56 toetsen heeft en het pedaalklavier 27. Jaap Patijn uit Wapenveld bouwde het pijporgel in 1992 om naar een mechanische tractuur. Kijk hier voor foto's en de dispositie, de opsomming van de registers die in het orgel aanwezig zijn. 

Bron: Kerkopbouw en kerkbouw in de IJsselmeerpolders.